Ingediend | 8 januari 2014 |
---|---|
Beantwoord | 22 januari 2014 (na 14 dagen) |
Indieners | Wassila Hachchi (D66), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
Beantwoord door | Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
Onderwerpen | verkeer water |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2014Z00133.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20132014-996.html |
Ja.
Op 21 oktober 2013 zou een Cambodjaans vaartuig met hijskraan gesignaleerd zijn boven de positie van een wrak van een Nederlandse onderzeeboot in de Zuid-Chinese Zee. Vanwege de ligging van twee in het gebied gezonken onderzeeboten, kan het gaan om het wrak van de O-16 of de K-17. Vermoedelijk betreft het de O-16. Men heeft de hijskraan van het vaartuig niet in bedrijf gezien. Wel is uit eerdere meldingen bekend dat (in de Zuid-Chinese Zee) wrakken worden gelicht om (schroot-)metalen van de zeebodem op te halen. Nadat in december jl. bekend werd dat er sprake was van een mogelijke schending van Nederlandse wrakken, zijn de Cambodjaanse autoriteiten verzocht opheldering te verschaffen over de activiteiten van het Cambodjaans schip in het betrokken gebied. Een reactie hierop is nog niet ontvangen.
Indien er door het vaartuig delen van de O-16 naar boven zijn gehaald, is dat een onrechtmatige verstoring van de laatste rustplaats van de bemanning van de Nederlandse onderzeeboot. Staatsschepen, waaronder oorlogsschepen, genieten te allen tijde soevereine immuniteit. Die immuniteit blijft ook na het zinken van kracht, zolang het schip door de vlagstaat als staats- of oorlogsschip wordt beschouwd. Dat is voor Nederlandse staats- en oorlogsschepen het geval. Het vernietigen of weghalen van (delen van) een gezonken oorlogsschip is daarom, naast het verstoren van de laatste rustplaats van de bemanning, tevens het vernietigen of stelen van eigendommen van de staat. Het spreekt vanzelf dat het verstoren van de laatste rustplaats eveneens ontoelaatbaar is in het geval van koopvaardijschepen.
Zie antwoord vraag 2.
Van strafbaarstelling is reeds sprake. Ik verwijs hiervoor naar het antwoord op vraag 3. Dit bekent dat in voorkomende gevallen via internationale strafrechtelijke rechtshulpprocedures kan worden samengewerkt met buitenlandse autoriteiten. Een specifiek verdrag is voor het in de praktijk kunnen bieden en vragen van internationale rechtshulp niet noodzakelijk.
Via de ambassades in Australië, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten is de vraag uitgezet welke acties deze landen hebben ondernomen bij vlagstaten van de bergingsvaartuigen en/of kuststaten na de constatering van een (mogelijke) schending van een scheepswrak met de status van een oorlogsgraf.
Dit is een eerste stap om in overleg te treden met andere betrokken landen, waaronder Australië, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten, over de bescherming van scheepswrakken van oorlogsschepen in de Zuid-Chinese Zee, ongeacht of die tevens de laatste rustplaats zijn van de opvarenden. Voor een effectieve bescherming is het echter van belang dat niet alleen de betrokken vlagstaten (zowel de vlagstaten van de wrakken als die van de plunderaars) daarbij betrokken worden, maar ook de betrokken kuststaten (in de Zuid-Chinese Zee).
De problematiek omtrent het verschroten van dergelijke scheepswrakken beperkt zich overigens niet tot de Zuid-Chinese Zee; ook op de Noordzee hebben zich incidenten voorgedaan.
Een dergelijk overzicht is niet als zodanig beschikbaar. Wel bestaan er verschillende overzichten van de in de Tweede Wereldoorlog gezonken marineschepen en van wrakken van koopvaardijschepen. Deze overzichten bevatten doorgaans globale aanwijzingen over de posities van de wrakken. Het zal een zeer tijdrovende en arbeidsintensieve inspanning vergen om de bestaande informatie te aggregeren tot een overkoepelend overzicht. Daarbij is het openbaar maken van een dergelijk overzicht niet opportuun, omdat daarmee juist meer incidenten zouden kunnen worden uitgelokt. Het feit dat zich de afgelopen jaren voor zover bekend nauwelijks of geen schendingen van Nederlandse WOII-koopvaardijwrakken hebben voorgedaan, hangt wellicht samen met het ontbreken van een dergelijk overzicht.