Ingediend | 7 januari 2014 |
---|---|
Beantwoord | 12 februari 2014 (na 36 dagen) |
Indiener | Pieter Omtzigt (CDA) |
Beantwoord door | Frans Weekers (VVD) |
Onderwerpen | belasting financiën openbare orde en veiligheid organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2014Z00098.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20132014-1185.html |
Bij dit in 2012 gestarte project gaat het om via een tipgever ontvangen informatie over ongeveer 150 Nederlanders, die via een Belgische constructie geld hebben overgemaakt naar een Zwitserse vennootschap, die vervolgens zorg zou dragen voor belegging. Deze informatie is door de Belastingdienst in behandeling genomen en gebleken is dat de meeste betrokken belastingplichtigen hierover aangifte hebben gedaan.
Het door de toenmalige Staatssecretaris van Financiën in de door u genoemde brief geschetste beleidskader voor het handelen van de Belastingdienst in gevallen waarin informatie over fiscale fraude tegen betaling wordt aangeboden, is sindsdien niet gewijzigd en nog steeds een toereikend kader.
Het memo van 20 september 1994 is een intern informatief memo van de toenmalige plv. directeur Algemene Fiscale Zaken aan de toenmalige Directeur-generaal der Belastingen om laatstgenoemde op de hoogte te stellen van het geldende beleid en de stand van zaken op dat moment. Dit memo bevat dan ook geen nieuwe beleidscriteria. Het was en is geen gebruik om dergelijke interne memo’s actief aan de Kamer te verstrekken. Aangezien het memo geen nieuwe beleidscriteria bevat, is het ook niet de basis geweest voor concrete besluitvorming.
Zie antwoord vraag 3.
Zie antwoord vraag 3.
De aanbevelingen van de Commissie Van Traa hebben betrekking op opsporingsmethoden in de strafrechtelijke sfeer. Dat is bij het door de Belastingdienst gebruikmaken van fiscale tipgevers niet aan de orde. Om die reden was het niet nodig op dat terrein aan bedoelde aanbevelingen gevolg te geven.
Zoals in het antwoord op vraag 2 verwoord, is het fiscale beleid voor tipgevers weergegeven in de brief van de toenmalige Staatssecretaris van Financiën aan uw Kamer d.d. 2 februari 2010 en is dat nog steeds van kracht. Graag mag ik u daarnaar verwijzen. Er gelden geen bijzondere interne richtlijnen ter zake. Als een tip binnenkomt, wordt een afweging gemaakt op basis van de in genoemde brief vermelde criteria en wordt de beslissing over het al dan niet maken van afspraken met een tipgever uiteindelijk door mij genomen of namens mij door de Directeur-generaal Belastingdienst.
Voor het Team Criminele Inlichtingen (TCI) (voorheen: Criminele Inlichtingen Eenheid (CIE)) van de FIOD gelden andere regels. Dit team is gelet op het zuiver strafrechtelijke karakter van de werkzaamheden gehouden aan de Regeling bijzondere opsporingsgelden van het Ministerie van Veiligheid en Justitie.
Zie antwoord vraag 7.
Er geldt binnen het ministerie en de Belastingdienst (incl. de FIOD) geen apart protocol voor dit soort aangelegenheden. Klikbrieven en tips komen op verschillende plaatsen in de organisatie binnen, die deze vervolgens beoordelen op relevantie voor behandeling door de Belastingdienst.
In de precontractuele fase worden de onderhandelingen met een potentiële tipgever gevoerd door een medewerker van de FIOD en – in daartoe aanleiding gevende gevallen – mede door de landsadvocaat. Zij doen daarvan uiteraard verslag, voordat een overeenkomst wordt aangegaan.
Naast de reguliere regels voor de administratieve organisatie, interne controle, vastleggingen en audits binnen het ministerie en de Belastingdienst gelden op dit terrein geen bijzondere regels. Zoals hiervoor vermeld, zijn de regels en voorwaarden van de Commissie Van Traa hier niet van toepassing, omdat het hier niet gaat om strafrechtelijke aangelegenheden maar om door tipgevers verstrekte informatie die door de Belastingdienst in beginsel in de bestuursrechtelijke sfeer wordt gebruikt.
Dit wordt gewaarborgd door – zoals verwoord in meergenoemde brief van de toenmalige Staatssecretaris – zo terughoudend mogelijk om te gaan met de mogelijkheid van het aangaan van tipgeversovereenkomsten. Om die reden is ook door hem voorgesteld niet tot een nadere detaillering van de tipgeldregeling over te gaan, om daarmee te voorkomen dat daarvan een stimulans zou kunnen uitgaan voor de zogenoemde fiscale premiejager. Er mag geen crimineel gedrag worden uitgelokt. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat onrechtmatig verkregen bewijs door de belastinginspecteur voor de belastingheffing mag worden gebruikt tenzij hij, vrij vertaald, de onrechtmatigheid heeft geïnitieerd of gefaciliteerd. Dit laatste wil de Belastingdienst uiteraard voorkomen.
Zoals ik hiervoor reeds heb aangegeven, gaat het bij het fiscaal tipgeversbeleid om het door de Belastingdienst gebruikmaken van een tipgever voor de belastingheffing, dus in de bestuursrechtelijke sfeer. De regeling van het Ministerie van Veiligheid en Justitie heeft betrekking op de opsporing in de strafrechtelijke sfeer. Dat is de reden waarom er een aparte regeling is voor fiscale tipgevers en deze niet hoeft te worden aangepast aan de aanbevelingen van de Commissie Van Traa.
Zoals in de beslissing op een Wob-verzoek van 20 november 2013, kenmerk DGB/2013/5756, is aangegeven zijn de door u bedoelde wenken en mededelingen niet in de archieven aangetroffen en konden deze dus ook niet worden verstrekt.
Zie hiervoor het antwoord op de vragen 7 en 8.
Op grond van artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen kan ik hierover geen mededelingen doen.
Zie hiervoor het antwoord op vraag 12.
Hierbij bericht ik u dat het beantwoorden van de op 7 januari jl. door het lid Omtzigt (CDA) gestelde vragen over fiscale tip- en toongelden, samenwerking door de fiscus met criminelen en het opvolgen van de aanbevelingen van de Commissie Van Traa, vanwege wenselijke afstemming niet kan plaatsvinden binnen de gebruikelijke termijn.