Ingediend | 12 december 2013 |
---|---|
Beantwoord | 24 december 2013 (na 12 dagen) |
Indieners | Enneüs Heerma (CDA), Pieter Omtzigt (CDA) |
Beantwoord door | Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
Onderwerpen | belasting financiën |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2013Z24529.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20132014-864.html |
De Belastingdienst heeft sinds 1 november 20091 op grond van de wet2 de bevoegdheid om een belasting- of toeslagvordering van de betaalrekening van de belasting- of toeslagschuldenaar te incasseren (overheidsvordering). Deze wettelijke bevoegdheid komt voort uit de Wet versterking fiscale rechtshandhaving3. Er kan pas gebruik van de bevoegdheid worden gemaakt nadat er een aanmaning is verzonden en een dwangbevel is betekend aan de belastingschuldige, maar de belastingschuldige desondanks niet tot betaling van zijn belastingschuld is overgegaan. Voor de inzet van de overheidsvordering is geen toestemming van de belastingschuldige nodig.
De overheidsvordering moet voldoen aan de eisen die daaraan worden gesteld in de regelgeving4. Zo is onder meer vastgelegd hoe vaak de overheidsvordering mag worden gedaan, voor welk bedrag en welke eisen er gelden ten aanzien van de informatievoorziening.
De overheidsvordering volgt de systematiek van de automatische incasso. Bij een automatische incasso wordt geen onderscheid gemaakt tussen een positief saldo of kredietruimte.
Met ingang van 1 november 2013 is de Leidraad Invordering 2008 gewijzigd5. Met deze aanpassing van de Leidraad is gevolg gegeven aan de kabinetsreactie op het rapport Paritas Passé. In de Leidraad is sinds 1 november 2013 vastgelegd dat de belastingschuldige na uitvoering van de overheidsvordering kan verzoeken om een (gedeeltelijke) correctie van de overheidsvordering in verband met de voor hem geldende beslagvrije voet.
Volgens de jurisprudentie van de Hoge Raad is de beslagvrije voet niet van toepassing bij een beslag op een betaalrekening. Om die reden is een aangepaste berekeningswijze in de Leidraad opgenomen. De regelgeving rondom de beslagvrije voet is geënt op het beslag op een periodieke betaling6 zoals loon of een uitkering en niet op een beslag op vermogen. Om die reden wordt bij de berekening rekening gehouden met aanwezig vermogen bij de belastingschuldige. Mocht de belastingschuldige beschikken over meer vermogen dan de voor hem geldende beslagvrije voet, dan wordt de overheidsvordering niet ongedaan gemaakt. Om deze beleidswijziging rechtstreeks kenbaar te maken bij de belastingschuldige is de brief die wordt verzonden na uitvoering van de overheidsvordering aangepast. De belastingschuldige wordt in deze brief uitdrukkelijk gewezen op de mogelijkheid van toepassing van de beslagvrije voet bij een overheidsvordering.
In aanvulling hierop is op de website van de Belastingdienst een berekenmodule beslagvrije voet geplaatst. Deze berekenmodule kan door de belastingschuldige gebruikt worden om zijn beslagvrije voet te berekenen. Het kan daarbij zowel gaan om een loonvordering, verrekening of overheidsvordering. Bij de berekenmodule is eveneens een verzoekformulier geplaatst waarin de belastingschuldige de Belastingdienst kan vragen om een correctie. De koepelorganisaties van de decentrale overheden hebben hun leden over de wijziging van de Leidraad Invordering geïnformeerd en hen gevraagd het rijksbeleid over het achteraf toepassen van de beslagvrije voet conform toe te passen.
Zie antwoord vraag 2.
De overheidsvordering is een bijzondere invorderingsbevoegdheid. Bij een bijzondere bevoegdheid hoort ook een bijzondere verantwoordelijkheid. Bij de toepassing van de overheidsvordering moet de zorgvuldigheid worden betracht die in overeenstemming is met aard en karakter van dit instrument. Deze zorgvuldigheid is bijvoorbeeld vertaald in de waarborgen die zijn ingebouwd bij de selectie van de posten en bij de laagdrempeligheid om om herstel te vragen.
De overheidsvordering blijkt in de praktijk een efficiënt middel bij de invordering van kleinere belastingschulden. De invordering van die bedragen is in de praktijk kostbaar en tijdrovend. In de praktijk biedt een beslag op de uitkering of het loon niet altijd soelaas. Ook zijn er niet altijd voor verhaal vatbare goederen beschikbaar: de inboedel is weinig waard – openbare verkoop kost meer dan de inboedel oplevert – of de aanwezige waardevolle goederen zijn niet in eigendom van de belastingschuldige. De auto – die wel verhaal biedt – is vluchtig en is verdwenen op het moment dat de deurwaarder aan de deur komt. Zonder de overheidsvordering zouden er meer belastingaanslagen onbetaald zijn gebleven. De aan dit instrument ten grondslag liggende bedoeling van de wetgever om op efficiënte wijze kleine belastingschulden te kunnen innen die anders onbetaald zouden blijven wordt hiermee op een evenwichtige wijze in de praktijk uitgevoerd.
Tot en met 2012 is met de overheidsvordering ongeveer € 27,5 miljoen ingevorderd. Het gaat daarbij om 160.000 aanslagen motorrijtuigenbelasting. Het slagingspercentage van de overheidsvordering in die periode was ongeveer 37%. In de tabel hieronder staat over de periode 2009 tot en met 2013 per jaar de aantallen overheidsvorderingen en de aantallen en percentages van de herstelposten. Het slagingspercentage voor de aanslagen motorrijtuigenbelasting blijkt ook in 2013 rond 37% te liggen. Een slagingspercentage van 37% betekent dat de betaalrekening voldoende soelaas bood om de belastingschuld door middel van de overheidsvordering te voldoen. In de overige 63% van de gevallen bleef voldoening van de belastingschuld achterwege.
In 2012 is de overheidsvordering als pilot toegepast voor openstaande aanslagen in de inkomstenbelasting. Voor deze aanslagen was het slagingspercentage ongeveer 50%.
Naast de toepassing van de overheidsvordering bij aanslagen motorrijtuigen en inkomstenbelasting, gaat de Belastingdienst de overheidsvordering in de vorm van een pilot ook toepassen bij andere belastingmiddelen en toeslagvorderingen. De pilot heeft mede tot doel om te onderzoeken hoe kan worden gedifferentieerd naar de hoogte van de overheidsvordering.
Op de brief die wordt verzonden na uitvoering van de overheidsvordering is een gratis telefoonnummer vermeld zodat belastingschuldigen eventuele klachten over de overheidsvordering op een snelle en eenvoudige manier kenbaar kunnen maken. Dit telefoonnummer is ook vermeld op het bankafschrift van de belastingschuldige. De aard van de ontvangen reacties verschilt. Veelal kan worden volstaan met een uitleg van wat de overheidsvordering inhoudt. In sommige gevallen is doorverwijzing nodig wegens een inhoudelijke vraag over de onderliggende aanslag of is herstel van de overheidsvordering aan de orde in verband met afschrijven van een verkeerd rekeningnummer. Herstel houdt in dat het afgeschreven bedrag direct wordt teruggestort op de desbetreffende betaalrekening. Gevallen waarin compensatie voor gevolgschade is gevraagd, zo leert navraag binnen de Belastingdienst, zijn niet bekend. Van belang daarbij is dat het 0800 nummer gratis is en de periode waarin het geld niet op de betaalrekening heeft gestaan relatief kort is. De inschatting van de Belastingdienst is dat over de periode 2009 – 2012 grofweg één officiële klacht per jaar is binnengekomen over de uitvoering van de overheidsvordering.
In onderstaande tabel zijn de cijfers schematisch weergegeven:
133
48.718
166.201
183.973
162.095
0
132
1.279
749
470
0
0,3
0,8
0,4
0,3
Proef in één regio met de overheidsvordering bij motorrijtuigenbelasting.
Proef in twee regio’s met de overheidsvordering bij motorrijtuigenbelasting.
Tot en met de maand oktober (ongeveer 95% MRB / 5% IH).
Zie antwoord vraag 4.
Zie antwoord vraag 4.
Zie antwoord vraag 4.
Voor informatie over de pilot overheidsvordering verwijs ik u naar de brief die enkele jaren geleden aan uw Kamer is gezonden7. De toezegging om uw Kamer te informeren over de uitkomsten van deze pilot was gedaan bij de behandeling van de Wet versterking fiscale rechtshandhaving waarin de overheidsvordering werd geregeld. De Eerste Kamer heeft dit voorjaar, eveneens conform een toezegging gedaan tijdens de behandeling van genoemde wet, een evaluatie over de toepassing van de overheidsvordering ontvangen8.
De door u bedoelde evaluatie is bij mij bekend. De Betaalvereniging Nederland, als vertegenwoordiger van de banken, heeft met mijn instemming een zeer actieve rol gespeeld bij de totstandkoming van de evaluatie. Deze bredere benadering biedt daardoor meer waarborgen om kritische factoren in beeld te brengen. De banken hebben immers een direct belang bij een verantwoorde uitvoering van de overheidsvordering en een deskundige afhandeling van vragen over de overheidsvordering door overheidsdiensten. Een belastingschuldige die geconfronteerd wordt met een overheidsvordering zal snel geneigd zijn om de telefoon te pakken en zich te wenden tot de klantendienst van zijn bank. Illustratief is dat ook bij de toepassing van de overheidsvordering door de lokale overheden bleek dat de klantendiensten van de banken niet zijn geconfronteerd met klachten of vragen over de overheidsvordering.
Afhankelijk van de lokale werkwijze, werden belastingschuldigen bij de pilot bij de decentrale overheden doorverbonden naar een aparte afdeling met medewerkers met specifieke deskundigheid over de overheidsvordering, of werden de vragen beantwoord door een «frontoffice». Uit de evaluatie bleek dat beide methodes tot bevredigende uitkomsten leiden. De aard van de vragen waarmee burgers zich tot de lokale overheden wendden, komt overeen met de vragen waarmee de Belastingdienst te maken heeft. Het gaat dus veelal om verzoeken om informatie of een nadere toelichting.
Zie antwoord vraag 9.
U vraagt naar overleg met betrokken partijen, mede naar aanleiding van de aanbevelingen uit Paritas passé. Zoals aangegeven in antwoord op de vragen 2 en 3, is aan de bezwaren van de opstellers van het rapport tegemoet gekomen door correctie van de overheidsvordering mogelijk te maken in verband met de beslagvrije voet. Dit is ook zo toegelicht in de kabinetsreactie op het rapport. Bij deze kabinetsreactie is eveneens het rapport van de Nationale Ombudsman betrokken. Het rapport van de Ombudsman stelde namelijk dezelfde problematiek aan de orde als het rapport Paritas Passé.
Periodiek wordt overleg gevoerd tussen ambtenaren van het Ministerie van Financiën en de NVVK9. Tijdens die overleggen komen knelpunten uit de praktijk op tafel. Het kan hierbij gaan om de samenwerking tussen de schuldhulpverlening en de Belastingdienst of uitleg en toepassing van het beleid van de Belastingdienst.
Daarnaast is in lijn met de reactie van het kabinet op het rapport «Paritas Passé, debiteuren en crediteuren in de knel door ongelijke incassobevoegdheden» de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG) gestart met de ontwikkeling van een centraal beslagregister voor gerechtsdeurwaarders. Het is de intentie van het kabinet en de KBvG dat op de langere termijn ook door overheidsorganisaties gelegde beslagen en andere overheidsvorderingen in het register worden opgenomen. De KBvG, het Ministerie van Veiligheid en Justitie en de Belastingdienst hebben hierover al verkennende gesprekken gevoerd. Bij de ontwikkeling van het beslagregister wordt erop toegezien dat er geen keuzes worden gemaakt die het voor andere schuldeisers uiterst lastig maken om aan te sluiten.
Tenslotte is in dit kader nog belangrijk om te melden dat het kabinet werkt aan de ontwikkeling van een Rijksincassovisie. In deze visie zullen algehele behoorlijkheidsnoties worden vastgelegd in de relatie met overheidsschuldenaren.
Zie antwoord vraag 11.
Zie antwoord vraag 11.