Ingediend | 11 oktober 2013 |
---|---|
Beantwoord | 4 november 2013 (na 24 dagen) |
Indiener | Paulus Jansen |
Beantwoord door | Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
Onderwerpen | energie natuur en milieu |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2013Z19538.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20132014-398.html |
Ik heb kennisgenomen van het rapport van PricewaterhouseCoopers over splitsing in de energiesector. Ingevolge de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 22 juni 2010 zijn op dit moment belangrijke delen van de Wet onafhankelijk netbeheer (hierna: Won) onverbindend. De effecten van de Won kunnen dientengevolge niet beoordeeld worden. De Staat is tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag in cassatie gegaan bij de Hoge Raad. Deze rechtszaak loopt op dit moment nog. Op 22 oktober 2013 heeft het Europese Hof van Justitie op verzoek van de Hoge Raad prejudiciële vragen beantwoord over de Won. Het is nu aan de Hoge Raad om tot een definitief oordeel te komen. Ik acht het niet zorgvuldig om op dit moment verdere uitspraken te doen over de Won.
Zie antwoord vraag 1.
Het groepsverbod, als onderdeel van de Won, is momenteel niet van kracht. De Autoriteit Consument en Markt (hierna: ACM) beschikt niet over aanwijzingen of klachten dat de nu wel geldende kaders, zoals het Besluit financieel beheer netbeheerder en de Mededingingswet, zijn geschonden. Daarom is tot op heden geen onderzoek verricht naar bevoordeling van de productie- en leveringsbedrijven van Eneco en Delta door hun respectievelijke netbeheerders Stedin en Delta Netwerkbedrijf (hierna: DNWB). Daarbij teken ik aan dat, zoals ook in de parlementaire behandeling van de Won meermaals is aangegeven, in een geïntegreerde situatie concurrentieverstorende activiteiten zeer moeilijk zijn te achterhalen en een omvangrijke toezichtinspanning vereisen.
Enexis en Alliander zijn sinds medio 2009 zelfstandige netwerkbedrijven. Het netwerkbedrijf Stedin maakt deel uit van het Eneco-concern en Delta Netwerkbedrijf van multi-utility bedrijf Delta. De ACM ziet toe op voldoende investeringen in en kwaliteit van de netwerken. Het beeld van de ACM, gebaseerd op de productiviteitsdata waarin de gerealiseerde investeringen zijn opgenomen, is dat de investeringsniveaus van de netbeheerders Enexis, Alliander, Stedin en DNWB zich tot op heden verhoudingsgewijs in gelijke mate hebben ontwikkeld. De ACM heeft op dit moment geen aanleiding te veronderstellen dat de hoogte van de investeringen bij Stedin en DNWB een negatieve invloed heeft op de kwaliteit van de door hun beheerde energienetwerken. Uit de bij ACM beschikbare gegevens die gebruikt worden voor publicatie van factsheets over de kwaliteit van de netwerken, volgt geen afwijkend beeld van Stedin en DNWB ten opzichte van het landelijk gemiddelde. ACM tekent hierbij wel aan dat het uitblijven van investeringen in en onderhoud van netten niet altijd op korte termijn meetbare effecten heeft. Het effect van eventuele achterblijvende investeringen is derhalve pas op termijn vast te stellen.
De beoordeling van de werkgelegenheid tussen Nuon/Alliander en Essent/Enexis enerzijds en Eneco/Stedin en Delta/Delta Netwerkbedrijf anderzijds is niet gelijkwaardig. Alliander en Enexis zijn inmiddels zelfstandige ondernemingen, terwijl Nuon geïntegreerd is in Vattenfall en Essent onderdeel is van RWE. In algemene zin kan bij de productie- en leveringsbedrijven van Nuon, Essent, Eneco en Delta tussen 2009 en 2013 een daling in werkgelegenheid worden waargenomen, terwijl bij de netwerkbedrijven Alliander, Enexis, Stedin en Delta Netwerkbedrijf sprake is van toenemende werkgelegenheid. In de periode 2006–2012 is de werkgelegenheid van alle voornoemde bedrijven in totaliteit toegenomen met meer dan 2.000 arbeidsplaatsen.2
Ik merk op dat aan deze ontwikkelingen geen conclusies kunnen worden verbonden over de vitaliteit van de Nederlandse energiesector, aangezien werkgelegenheid alleen geen goede indicator is voor de vitaliteit van de sector.
Ja.