Ingediend | 2 oktober 2013 |
---|---|
Beantwoord | 4 november 2013 (na 33 dagen) |
Indiener | Henk Krol (50PLUS) |
Beantwoord door | Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
Onderwerpen | ouderen sociale zekerheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2013Z18658.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20132014-416.html |
Ja.
Het ABP heeft in april 2013 de pensioenen en opgebouwde aanspraken met 0,5% verlaagd. Op basis van de stand van zaken per 31 december 2012 was deze verlaging nodig om uiterlijk bij de afloop van de hersteltermijn van het ABP, 31 december 2013, op de minimaal vereiste dekkingsgraad van 104,2% te komen.
De prestatieafhankelijke vergoedingen die het ABP in 2012 aan externe vermogensbeheerders heeft betaald, hangen inderdaad samen met de relatief hoge rendementen die zij voor het ABP hebben behaald. Deze rendementen overstegen de afgesproken benchmarks. Het extra rendement heeft het vermogen van het ABP doen toenemen, maar niet in die mate dat de nominale verlaging kon worden voorkomen.
Het Financieele Dagblad bericht alleen over de kostenontwikkeling bij het ABP. Het rapport van LCP noemt geen namen van fondsen, maar spreekt in de paragraaf over vermogensbeheerskosten en transactiekosten over «de twee grootste pensioenfondsen van Nederland». Het op één na grootste fonds, PfZW, heeft de pensioenen niet gekort.
De Pensioenwet verbiedt een ieder om bekendheid te geven aan toezichtgegevens die herleidbaar zijn naar individuele pensioenfondsen. Ik kan en mag u daarom geen overzicht doen toekomen van pensioenfondsen die een herstelplan hebben ingediend in verband met een reservetekort of een dekkingstekort. Zoals ik in het antwoord op vraag 3 al aangaf, bevat het rapport van LCP geen namen van pensioenfondsen.
Pensioenfondsen geven uitvoering aan pensioenovereenkomsten van werkgevers en werknemers. Het overgrote deel van de pensioenovereenkomsten berust op collectieve pensioenregelingen die – op ondernemings- of bedrijfstakniveau – via een CAO worden afgesproken. De keuze voor de pensioenuitvoerder ligt op collectief niveau. Als de pensioenovereenkomsten worden uitgevoerd door een verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds, is deelname aan dat fonds verplicht. In andere gevallen kunnen sociale partners kiezen voor uitvoering door een pensioenverzekeraar, een ondernemingpensioenfonds of – in geval van premieovereenkomsten – door een PPI.