Ingediend | 20 september 2013 |
---|---|
Beantwoord | 3 oktober 2013 (na 13 dagen) |
Indiener | Linda Voortman (GL) |
Beantwoord door | Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
Onderwerpen | recht staatsrecht verzekeringen zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2013Z17856.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20132014-147.html |
Het artikel en de uitzending van ZEMBLA waaraan dit artikel refereert ken ik. Ik heb tot mijn spijt moeten constateren dat bij verzuimbegeleiding niet altijd in overeenstemming met privacyregels wordt gewerkt. Ik deel de mening dat werknemers er te allen tijde op moeten kunnen vertrouwen dat hun medische gegevens vertrouwelijk worden behandeld. Een goede vertrouwensband tussen werknemer en arbo of verzuimarts enerzijds, maar ook tussen werknemer en werkgever anderzijds is van belang voor een goede en duurzame terugkeer op de werkvloer bij ziekte. Er zijn veel arbodiensten en verzuimbedrijven die wel zorgvuldig omgaan met privacyregels. Negatieve voorbeelden, zoals deze in het artikel en de uitzending van ZEMBLA naar voren komen, dragen echter niet bij aan het vertrouwen.
Zie antwoord vraag 1.
Zie antwoord vraag 1.
Het is onwenselijk dat verzekeraars van werkgevers informatie vragen die vanuit privacyoverwegingen niet mag worden verstrekt. En dus is het ook onwenselijk dat het verkrijgen van die informatie als voorwaarde wordt gesteld voor het verstrekken van de uitkering. Ik kan mij voorstellen dat werkgevers hierdoor dwang voelen om die informatie toch te verstrekken. Dit is onwenselijk en het is van belang dat er een eind komt aan deze praktijk.
Zie antwoord vraag 4.
Zieke werknemers moeten zich veilig voelen, als het gaat om hun persoonlijke en medische gegevens. Ik betreur het dat dit kennelijk nu niet altijd het geval is en vind het dan ook van groot belang dat daar snel verandering in komt.
De regels die gelden met betrekking tot de privacybescherming zijn helder. Betrokkenen zijn het er immers over eens dat er in de geschetste gevallen sprake is van een werkwijze in de praktijk die niet in overeenstemming is met de privacyregels. Het gaat er dus om dat de uitvoeringspraktijk van betrokken partijen gewijzigd wordt en in overeenstemming wordt gebracht met de privacyregelgeving.
Los van de vraag of hier sprake is van een incidenteel of een structureel probleem, is voor mij evident dat de oplossing hiervan ligt in het aanpassen van de handelwijze van verzekeraars zelf. Het Verbond van Verzekeraars (VvV) erkent dat er verzuimverzekeraars zijn die op dit terrein fouten hebben gemaakt en roept haar leden op om de werkwijze aan te passen. Het VvV heeft aangegeven dat verzekeraars passende maatregelen zullen nemen om de afspraken met betrekking tot de informatie-uitwisseling beter te borgen. Ik zal het VvV vragen mij op de hoogte te houden van de voortgang hiervan, zodat dergelijke uitvoeringspraktijken in de toekomst worden voorkomen.
Zie antwoord vraag 6.
Het toezicht op naleving van privacyregelgeving is reeds georganiseerd. Dit toezicht is belegd bij het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP).
De rol en het handelen van verzekeraars is geen expliciet onderdeel geweest van de adviesaanvraag aan de SER.
Ja. Het College bescherming persoonsgegevens (CBP) is in staat om effectief op te treden tegen deze misstanden. Dit is geborgd in de taken en bevoegdheden van het CBP.