Ingediend | 29 augustus 2013 |
---|---|
Beantwoord | 18 november 2013 (na 81 dagen) |
Indiener | Kees Verhoeven (D66) |
Beantwoord door | Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
Onderwerpen | cultuur en recreatie media |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2013Z16219.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20132014-539.html |
Ja.
Het Commissariaat concludeert dat bij één derde van de lokale omroepen in 20112 de financiële situatie zorgelijk is. Het Commissariaat bepaalt aan de hand van een drietal indicatoren of de financiële situatie van een lokale publieke media-instelling «zorgelijk» is. Bij 31,5% van de omroepen is daar nu sprake van. Dat vind ik een te hoog percentage.
Uit het rapport van het Commissariaat kan ook worden opgemaakt dat het bekostigingsartikel bijgedragen heeft aan een betere bekostiging van de lokale omroepen door de gemeenten. In 2009 kreeg 31,7% het richtsnoerbedrag van destijds € 1,26 per woonruimte. Na invoering van het bekostigingsartikel in 2010 is dit aantal toegenomen tot 41,2% in 2012. Dat vind ik bemoedigend. Het proces van financiering van de lokale omroepen moest van ver komen. Wel dient te worden opgemerkt dat de stijgende meerjarentrend is afgezwakt.
Maar het cijfer impliceert ook dat in 2012 circa 59% van de omroepen een lager bedrag krijgt dan het richtsnoerbedrag. Dat is een hoog percentage. Daarbij constateert het Commissariaat inderdaad ook dat de gemeenten de lokale media-instellingen niet ontzien bij het doorvoeren van bezuinigingen. Het Commissariaat schrijft dat de gemeenten het argument hanteren dat de VNG-richtlijn (het richtsnoerbedrag) niet bindend is waardoor de mogelijkheid bestaat een lager bekostigingsbedrag vast te stellen. Zolang er dus een onderbouwing wordt gegeven kunnen gemeenten afwijken van het richtsnoerbedrag.
Overigens is er geen verband tussen de mate waarin een lokale omroep het richtsnoerbedrag krijgt en de financiële situatie: ook lokale omroepen die dit bedrag wel ontvangen verkeren in financieel zwaar weer.
De rol van de rijksoverheid bestaat uit het stellen van de kaders voor de lokale omroepen, zoals de bekostiging door de gemeenten en de taken van de omroep aan de hand van de ICE-norm (Informatie, Cultuur en Educatie). De (rijks)overheid bemoeit zich niet met de inhoud van de lokale omroepen, het aantal lokale omroepen in Nederland of op welke distributieplatforms de lokale omroep aanwezig is. Ook niet met de hoogte van de financiering door gemeenten.
De verantwoordelijkheid voor de financiering ligt bij gemeenten. Met de VNG is afgesproken dat in een ledenbrief duidelijk verwijzen wordt naar de financiële richtsnoer van € 1,30 per woonruimte. De OLON en de VNG hebben verder afgesproken dat zij hun bestaande gezamenlijke beleidsinstrumenten (modellen voor begrotingen, beleidsplannen, bekostigingsafspraken, dienstverleningsovereenkomsten e.d.) nog eens tegen het licht houden.
Daarbij zijn dalende reclame-inkomsten en bijdragen van derden – hoewel zorgelijk – autonome ontwikkelingen waar de overheid geen rol in speelt. Het is aan de besturen van de lokale omroepen en aan betrokken gemeenten om goed met deze autonome ontwikkelingen om te gaan.
Daarom is de OLON (Organisatie van Lokale Omroepen in Nederland, koepelorganisatie van de lokale omroepen) sinds 2012 actief bezig met de professionalisering van de lokale omroepen. De OLON-ledenvergadering heeft zich in september 2013 opnieuw uitgesproken vóór het vernieuwingsproces. Dit initiatief komt vanuit de omroepen zelf. En dat is ook waar het moet plaatsvinden.
Om dit proces verder te ondersteunen zie ik vooral mogelijkheden op centraal niveau, dus daar waar de ondersteuning de gehele sector raakt. Daarom heb ik ter ondersteuning van dit proces de OLON voor deze professionalisering een extra financiële bijdrage verleend van € 287.000. Dit bedrag komt bovenop de reeds bestaande, wettelijke financiering van de OLON. Van dit aanvullende bedrag wordt onder andere het programmamanagement van de professionalisering, onderzoek naar de bestuurlijke inrichting van lokale omroepen en een bijdrage voor de ondersteuning van samenwerking tussen lokale omroepen in de regio gefinancierd.
Dat vind ik positief. Het streven naar een grotere professionaliteit en verdergaande samenwerking op lokaal niveau onderschrijf ik. De lokale omroep draagt bij aan lokale democratie en als dat kan worden verbeterd, is dat alleen maar goed.
De bedragen die omgaan binnen de lokale omroepen (in totaal ontvangen lokale omroepen ongeveer € 10 miljoen subsidie van de gemeenten) zijn van een te kleine orde van grootte om significant negatieve invloed te kunnen hebben op de regionale nieuwsvoorziening, enkele gevallen uitgezonderd. Dit staat natuurlijk los van het feit dat deze verschraling wel zorgelijk is.
Het rapport van het Commissariaat concludeert onder andere dat bijna een derde van de lokale media-instellingen in een zorgelijke financiële situatie verkeert. Dit is echter wel een vraagstuk op zich en kent ook een geheel andere achtergrond dan de financiële situatie bij de regionale omroepen.
Over de bezuiniging op de regionale omroep is inmiddels in uw Kamer gedebatteerd naar aanleiding van de in het «begrotingsakkoord» afgesproken intensivering op de rijksmediabegroting per 1 januari 2016 met € 50 miljoen. Over de verdeling van deze verlaging van de bezuiniging is een motie aangenomen. Ik ben bezig met de verdere uitwerking van deze motie.
De afbakening van de reikwijdte van de toekomstverkenning is helder: landelijke en regionale omroep. In de adviesaanvraag aan de Raad voor Cultuur heb ik dat als volgt omschreven: «Het medialandschap als geheel te bezien en te betrekken bij de advisering over dat deel waar het Rijk verantwoordelijk voor is». Het Rijk is niet verantwoordelijk voor de lokale omroepen, dat zijn en blijven de gemeenten. Daarbij dienen de OLON en de lokale omroepen eerst concrete invulling te geven aan hun eigen ambitie om verdergaand te professionaliseren. De Raad voor Cultuur zal wel ingaan op de situatie met betrekking tot de «regionale nieuwsvoorziening».
Op 29 augustus heeft het lid Verhoeven (D66) aan mij vragen gesteld over de financiële problemen van lokale omroepen (2013Z16219). Hierbij laat ik u weten dat de beantwoording meer tijd in beslag neemt. Ik wil eerst hierover in gesprek met de betrokken organisaties (Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en de Organisatie Lokale Omroep Nederland (OLON). De planning van deze gesprekken laat helaas langer op zich wachten. Tevens heb ik aan uw Kamer toegezegd in het najaar een brief te zullen sturen over de lokale omroep. Ik zal deze brief tegelijk met de beantwoording van deze Kamervragen sturen.