Ingediend | 27 juni 2013 |
---|---|
Beantwoord | 7 augustus 2013 (na 41 dagen) |
Indiener | Jan de Wit |
Beantwoord door | Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | recht rechtspraak |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2013Z13506.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20122013-2926.html |
De instemming van partijen is een voorwaarde voor buitengerechtelijke geschiloplossing. E-Court is een particulier initiatief dat blijkens het reglement buitengerechtelijke geschilbeslechting aanbiedt op basis van arbitrage. Daarbij dient e-Court zich te houden aan de regels voor arbitrage in het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (art. 1020 – 1077 Rv). Geschillen kunnen bij overeenkomst aan arbitrage worden onderworpen. In een overeenkomst kan verwezen worden naar een arbitragereglement, dat dan deel uitmaakt van die overeenkomst. Daarnaast kan in algemene voorwaarden een arbitraal beding worden aangegaan. Of arbitrage is overeengekomen wordt bepaald aan de hand van de geldende regels en jurisprudentie voor de totstandkoming en uitleg van een overeenkomst.
Ik vind het belangrijk dat er volstrekte duidelijkheid is over de juridische status van de procedures van e-Court. Hierover hebben medewerkers van mijn departement bij diverse gelegenheden met vertegenwoordigers van e-Court gesproken. Uw Kamer is hierover ook geïnformeerd.3 Ik zal e-Court nogmaals wijzen op de gemaakte afspraken rondom de gebruikte terminologie en het aanpassen van het procesreglement.
Ten aanzien van procedures van e-Court op basis van bindend advies (artikel 7:900 e.v. BW) is mij niet bekend hoeveel zaken op deze manier door e-Court zijn behandeld.
Zie antwoord vraag 1.
Voor zover mij bekend heeft artikel 12 van het tot 1 februari 2013 geldende procesreglement van e-Court betrekking op geschillen tussen e-Court en een partij, die voortvloeien uit of samenhangen met het procesreglement. Het gaat daarbij niet om het uitsluiten van de overheidsrechter met betrekking tot toetsing van de beslissing in het geschil tussen partijen. Overigens heeft e-Court op 1 juli jongstleden op de website vermeld dat dit bewuste artikel 12 lid 2 is komen te vervallen.
Blijkens het arbitragereglement van e-Court moet de eisende partij bewijs leveren dat de andere partij ook wil procederen bij e-Court. Wanneer de keuze voor e-Court is gemaakt voordat het conflict is ontstaan – bijvoorbeeld middels een beding in algemene voorwaarden – heeft de gedaagde na de oproeping door de deurwaarder voor de e-Courtprocedure nog een maand om te kiezen voor geschilbeslechting door de overheidsrechter (artikel6. De termijn van een maand komt overeen met artikel 6:236n BW. Na deze maand is de mogelijkheid om te kiezen voor de overheidsrechter in beginsel vervallen. Wel kan de uitkomst van de arbitrale procedure op bepaalde gronden nog aan de overheidsrechter worden voorgelegd. Zie hierover verder het antwoord op vraag 6.
Zie antwoord vraag 4.
Ook bij buitengerechtelijke geschiloplossing blijft de gang naar de overheidsrechter open. Zo geldt dat bij bindend advies de rechter kan worden gevraagd of de gebondenheid aan het bindend advies naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Wanneer hiervan sprake is, is de beslissing vernietigbaar (7: 904 BW). In het geval van arbitrage dient voor tenuitvoerlegging rechterlijk verlof te worden gevraagd (art. 1062 Rv). In zijn algemeenheid geldt dat wanneer een arbitrale procedure is doorlopen en een partij het niet eens is met de gang van zaken of de gegeven arbitrale beslissing, de zaak op in de wet aangegeven gronden aan de overheidsrechter kan worden voorgelegd. Deze middelen en de mogelijkheden van toepassing staan in de wet beschreven (art. 1064- 1068 Rv). Het is niet nodig om in uitspraken hier steeds uitdrukkelijk op te wijzen.
Op grond van het bericht is niet duidelijk of, en zo ja wanneer en op welke wijze, in casu een geldige geschilbeslechting door e-Court tussen partijen is overeengekomen en wanneer en op welke wijze de betreffende gedaagde gemeld heeft e-Court niet te erkennen. Ik kan daar dus geen oordeel over geven.
De wet bepaalt in artikel 1027 Rv dat de arbiter of arbiters worden benoemd op de wijze zoals door partijen overeengekomen. De benoeming kan op verschillende manieren plaats vinden. Partijen kunnen daar zelf een stem in hebben, zoals bij een lijstprocedure. Partijen kunnen de benoeming van de arbiter of arbiters ook aan een derde opdragen. De wijze van benoeming kan zijn opgenomen in een overeenkomst tot arbitrage of in een nadere overeenkomst, eventueel door middel van toepasselijkverklaring van een arbitragereglement waarin de wijze van benoeming is geregeld. Als geen wijze van benoeming is overeengekomen, worden de arbiter of arbiters door de partijen gezamenlijk benoemd.
Tegen de medewerking van rechters aan arbitrage bestaat als zodanig geen bezwaar. Om te bepalen of het wenselijk is dat een rechter een nevenfunctie heeft bij een bepaalde private geschilbeslechtingsinstantie beschikt de Rechtspraak over een «leidraad Nevenfuncties» en ook heeft de Raad voor de rechtspraak hierin een algemene adviserende taak. Als in een concreet geval een bezwaar bestaat tegen een nevenfunctie dan neemt het gerechtsbestuur dit met de betreffende rechter op.