Ingediend | 29 mei 2013 |
---|---|
Beantwoord | 26 juni 2013 (na 28 dagen) |
Indiener | Astrid Oosenbrug (PvdA) |
Beantwoord door | Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
Onderwerpen | luchtvaart openbare orde en veiligheid organisatie en beleid verkeer |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2013Z10624.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20122013-2691.html |
Ja.
Het Besluit luchtfotografie schreef voor dat, behoudens enkele uitzonderingen, voor luchtfotografie vanuit luchtvaartuigen een vergunning van de Minister van Defensie nodig was. Bij de beoordeling van de vergunningaanvraag speelde uitsluitend de beveiliging van militaire belangen een rol (artikel 76, eerste lid, onder d, van de Luchtvaartwet). De regelgeving omtrent het maken van luchtopnamen waar personen op staan is door het vervallen van het besluit niet veranderd, aangezien vergunningaanvragen onder dit besluit uitsluitend beoordeeld werden op de bescherming van militaire belangen.
Onbemande luchtvaartuigen zijn een relatief nieuwe ontwikkeling in de luchtvaart. Als daarbij afbeeldingen kunnen worden gemaakt die herleidbaar zijn tot personen dan kan dat een schending van de privacy opleveren. Het maken van dergelijke afbeeldingen valt overigens niet onder de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) als het gaat om het maken van afbeeldingen ten behoeve van uitsluitend persoonlijke of huishoudelijke doeleinden (artikel 2, tweede lid onder a Wbp). Het College bescherming persoonsgegevens kan handhavend optreden bij inbreuken op de Wbp. Daarnaast bieden, zoals in de in vraag 1 aangehaalde antwoorden op eerdere schriftelijke vragen is toegelicht, de artikelen 139f en 441b van het Wetboek van Strafrecht de mogelijkheid om op te treden tegen het heimelijk inzetten van op een onbemand luchtvaartuig gemonteerde camera’s als het oogmerk en de mogelijkheid bestaat daarmee een persoon herkenbaar in beeld te brengen.
Op dit moment wordt gewerkt aan nadere regelgeving ten aanzien van modelvliegtuigen (recreatief gebruik door particulieren). Voor een toelichting daarop verwijs ik naar het antwoord op vraag 5. De aanstaande inperking van gebieden waarboven modelvliegtuigen mogen vliegen betekent onder andere dat de toelaatbaarheid van het recreatief vliegen boven plekken waar zich zichtbaar vaak en/of veel mensen bevinden sterk wordt ingeperkt. Dit heeft als bijkomend gevolg dat de kans op het herkenbaar in beeld brengen van personen vanaf modelvliegtuigen kleiner wordt. Voor onbemande luchtvaartuigen (beroepsmatig gebruik door particulieren) geldt in de praktijk al dat vluchten boven gebieden met aaneengesloten bebouwing en mensenmenigten niet zijn toegestaan, tenzij daarvoor een dringende maatschappelijke reden bestaat.
Ik acht de geldende en aanstaande wet- en regelgeving hiermee voldoende toegerust om rekening te houden met het beschermen van de persoonlijke levenssfeer als het gaat om het civiele gebruik van op een onbemand luchtvaartuig gemonteerde camera’s.
De wet- en regelgeving voor de luchtvaart is primair gericht op het bewerkstelligen van een veilige vluchtuitvoering. Daarom zijn hierin geen voorschriften ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer opgenomen. In de regelgeving zal wél onderscheid worden gemaakt tussen recreatief en beroepsmatig gebruik, zoals nader is beschreven in het antwoord op vraag 5. Voor de wet- en regelgeving ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer verwijs ik naar het antwoord op vraag 3.
Ja. Bij het opstellen van de regelgeving voor civiel gebruik wordt door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu onderscheid gemaakt tussen modelvliegtuigen (recreatief gebruik) en onbemande luchtvaartuigen (beroepsmatig gebruik). De reeds bestaande Regeling modelvliegen wordt aangescherpt om het verschil in gebruik tussen modelvliegtuigen en onbemande luchtvaartuigen te verduidelijken. Zodra deze regeling van kracht wordt is het ook verboden om vluchten met modelvliegtuigen uit te voeren boven gebieden met aaneengesloten bebouwing en mensenmenigten.
Voor onbemande luchtvaartuigen worden momenteel regels opgesteld. Ook bij deze regeling zal het verboden zijn om vluchten uit te voeren boven gebieden met aaneengesloten bebouwing en mensenmenigten met onbemande luchtvaartuigen, tenzij hiervoor een dringende maatschappelijke reden bestaat. Gezien de diversiteit in vluchtuitvoering en de snelle technische ontwikkelingen op het gebied van onbemande luchtvaartuigen is solide regelgeving noodzakelijk, die is afgestemd met vergelijkbare regelgeving in diverse andere Europese landen. Tot aan het moment waarop deze regels van kracht worden, moet een bedrijf dat vluchten met een onbemand luchtvaartuig uitvoert over een ontheffing van de Inspectie Leefomgeving en Transport beschikken. De eisen die worden gesteld voor het verkrijgen van de ontheffing zijn in lijn met de toekomstige regelgeving voor onbemande luchtvaartuigen.
Hierbij bericht ik u, mede namens de Minister van Infrastructuur en Milieu, dat de schriftelijke vragen van het lid Oosenbrug (PvdA) over regelgeving met betrekking tot drones (ingezonden 29 mei 2013) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie ontvangen is. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.