Ingediend | 1 mei 2013 |
---|---|
Beantwoord | 4 juni 2013 (na 34 dagen) |
Indiener | Lilian Helder (PVV) |
Beantwoord door | Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | criminaliteit openbare orde en veiligheid recht rechtspraak strafrecht |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2013Z08868.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20122013-2472.html |
Ja.
De officier van justitie heeft ter zitting aangegeven dat zij in een vergelijkbaar geval een gevangenisstraf van 3 jaar zou hebben geëist, conform de hiervoor geldende uitgangspunten van het OM. In plaats daarvan heeft zij vanwege het grote tijdsverloop twee jaar geëist. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 30 maanden opgelegd, waarvan 10 maanden voorwaardelijk. Deze straf is dus hoger dan de door het OM gevorderde straf. De verdachte is tegen dit vonnis in hoger beroep gegaan.
Zie antwoord vraag 2.
Het komt vaker voor dat er strafkorting volgt wegens het overschrijden van de redelijke termijn. Daarvoor kunnen diverse redenen zijn, zoals de werkdruk bij politie en OM of een gebrek aan zittingscapaciteit bij de rechterlijke macht.
Ik ben van mening dat het uiterst onwenselijk is dat verdachten strafkorting krijgen omdat hun zaak niet binnen een redelijke termijn wordt behandeld. Een goede en tijdige afhandeling van strafzaken is een belangrijke opdracht voor mijn ministerie. Begin 2010 is het verkorten van de doorlooptijden in de strafrechtsketen dan ook benoemd als een ketenomvattende prioriteit. Binnen de strafrechtsketen worden dan ook veel inspanningen verricht om strafzaken efficiënter te behandelen en de termijnen voor de afdoening van strafzaken te bekorten. Ik wijs u in dit verband op de invoering van de OM-afdoening, de ZSM-werkwijze en het Programma Herontwerp Keten Strafrechtelijke Handhaving.
Het OM is gehouden met alle omstandigheden van het geval rekening te houden bij het formuleren van een strafeis, ook als deze omstandigheden in het voordeel van de verdachte uitvallen.
In de onderhavige casus bleek het niet mogelijk te achterhalen waarom niet reeds na het opnemen van de aangifte in 2003 aanvullend onderzoek is verricht.
Inmiddels worden alle aangiften in zedenzaken in Noord-Nederland binnen korte tijd na het opnemen ervan besproken met het OM. Bezien wordt welke onderzoekshandelingen nog verricht moeten worden. Daarnaast bewaakt het OM structureel de voortgang van alle zedenzaken in een maandelijks overleg. Afgesproken is dat de politie Noord-Nederland zedenzaken uiterlijk 6 maanden na het doen van aangifte instuurt naar het OM. Waar deze termijn niet wordt gehaald, is daarvoor een duidelijke aanleiding.
Ik zie in bovenstaande uiteenzetting van de gang van zaken geen aanleiding voor het nemen van maatregelen tegen personen.
Zoals ik u eerder onder meer per brief van 23 november 2012 heb gemeld stel ik een hoge prioriteit bij het versterken van de prestaties van de strafrechtketen. Zo wil ik dat de strafrechtketen zaken sneller, beter, slimmer en transparanter afdoet. Ik zal u nog voor het zomerreces informeren over mijn ambities ten aanzien van deze versterking, de doelstellingen die ik hiertoe formuleer en de maatregelen die ik tref.
Zie antwoord vraag 7.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het lid Helder (PVV) van uw Kamer aan de minister van Veiligheid en Justitie over het bericht «OM te traag in verkrachtingszaak» (ingezonden 1 mei 2013) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.