Ingediend | 25 maart 2013 |
---|---|
Beantwoord | 3 mei 2013 (na 39 dagen) |
Indiener | Marit Maij (PvdA) |
Beantwoord door | Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
Onderwerpen | belasting financiën |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2013Z05879.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20122013-2156.html |
Ja.
Het is goed bij microfinancieringsorganisaties onderscheid te maken tussen microfinancieringsinstellingen (MFI’s; de in het (ontwikkelings-)land actieve microkredietorganisaties) en de verstrekkers van kapitaal voor microkrediet, waaronder Nederlandse organisaties en fondsen. Uit contact met een aantal Nederlandse organisaties die actief zijn op het gebied van microfinanciering krijg ik de indruk dat de MFI’s allemaal lokaal belasting betalen over de winsten die zij in die landen realiseren, tenzij zij hier van zijn vrijgesteld door het betreffende land vanwege hun sociale doelstelling. Het is mij eveneens duidelijk dat sommige verstrekkers van kapitaal voor microkrediet uit voornamelijk logistieke overwegingen gebruik maken van speciaal daartoe opgezette rechtspersonen in derde landen, bijvoorbeeld omdat organisaties uit verschillende landen samen in een fonds participeren om microfinancieringsorganisaties in één of meerdere ontwikkelingslanden met kapitaal, leningen en/of garanties te ondersteunen. Zij doen dit dan bij voorkeur in jurisdicties, die hiervoor het meest geschikt zijn (goede rechtszekerheid; lage administratieve kosten) en waar het deelnemen via een gezamenlijk fonds niet leidt tot extra/hogere belastingheffing. Ik beschik niet over kwantitatieve gegevens in hoeveel gevallen Nederland hiervoor als intermediair land wordt opgenomen, en kan dus ook geen antwoord geven op de vraag of Nederland in deze een spilfunctie vervult. Op korte termijn zal ik in overleg treden met vertegenwoordigers van de sector en het Platform for Inclusive Finance (NPM), om meer inzicht te krijgen in de huidige praktijken en te onderzoeken wat we aan eventuele belastingontwijking kunnen doen.
Er bestaat geen register van in Nederland gevestigde microfinancierings-organisaties. Ons ministerie onderhoudt contact met NPM en haar leden. Van dit platform zijn de grotere Nederlandse organisaties lid die actief zijn op gebied van microfinanciering, bijvoorbeeld de MFS-organisaties, fondsen die investeren in MFI’s en banken.
Nee, ik heb hierover geen gegevens. Hiervoor is overigens ook nodig dat eerst antwoord wordt gegeven op de vraag wanneer sprake is van belastingontwijking. Zoals uit verschillende brieven en antwoorden op Kamervragen van de staatssecretaris van Financiën blijkt is dat een ingewikkeld vraagstuk dat een zorgvuldige analyse en een bij voorkeur internationale benadering vereist. Artikel 67 van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen staat ons niet toe informatie te verschaffen over de belastingpositie van individuele belastingplichtigen.
Ik sta op het standpunt dat kostenbeheersing door microfinancieringsorganisaties niet mag leiden tot belastingontwijking in de ontwikkelingslanden. Ik zie wel een dilemma. Immers verstrekkers van kapitaal voor microkrediet kunnen kostenbeheersing ook gebruiken om tegen lagere rentes te lenen, om (langdurige) verliezen in het ene land te compenseren met in andere landen gemaakte winst, of om winsten te herinvesteren met als doel meer klanten te kunnen bereiken.
Belastinginkomsten zijn voor ontwikkelingslanden hard nodig. Daarom heb ik met staatssecretaris Weekers afgesproken dat we ontwikkelingslanden helpen bij het verbeteren van hun belastingstelsels en dat we belastingverdragen met een aantal ontwikkelingslanden tegen het licht gaan houden en dat het ministerie van Financiën zo nodig met de betrokken landen het gesprek zal aangaan. Die verdragen gelden niet alleen voor het bedrijfsleven, maar ook voor ngo’s en microfinancieringsinstellingen. Belastingverdragen moeten dubbele belasting voorkomen, niet er toe leiden dat belasting op ongewenste wijze wordt ontweken. Daarom zal ik met vertegenwoordigers van de sector en het NPM in gesprek gaan en onderzoeken wat we aan eventuele belastingontwijking kunnen doen.
Voor het antwoord verwijs ik naar vraag 5. Het NPM is bereid gevonden dit onderwerp zo spoedig mogelijk te agenderen. Ik ben gaarne bereid uw Kamer nader te informeren op het moment dat het overleg tot resultaat heeft geleid.
De microfinancieringssector heeft de afgelopen jaren een enorme groei doorgemaakt waarbij er voor vele armen en achtergestelde groepen in ontwikkelingslanden een verbeterde toegang tot financiële diensten is gerealiseerd. Zonder deze sector was dit nimmer gelukt, juist omdat zij in een behoefte voorziet die traditioneel niet door de reguliere banken wordt aangeboden. Dat bepaalde microfinancieringsorganisaties winst maken biedt de mogelijkheid voor hen om de dienstverlening uit te breiden. Echter dit dient wel op een maatschappelijk verantwoorde wijze te gebeuren. Sinds 2005 is de microfinancieringssector via zelfregulering bezig om meer sociale aspecten te incorporeren in de bedrijfsvoering onder andere op het vlak van meer transparante bedrijfsvoering en bescherming en eerlijke behandeling van klanten. Hieruit zijn op succesvolle wijze enkele standaarden voortgekomen bijvoorbeeld de Principles for Investors in Inclusive Finance (PIIF), Client Protection Principles (CPP), de Universal Standards for Social Performance van de Social Performance Task Force (SPTF), en het inzichtelijk maken van rentepercentages via Microfinance Transparency (MFT). Belastingontwijking is een nieuw element in de discussie over standaarden. In gesprekken met de sector hoop ik helderheid te krijgen of de sector bereid is te ijveren voor het opnemen van het vermijden van ongewenste belastingontwijking in deze internationale standaarden.
Maatschappelijke organisaties die subsidie ontvangen van het ministerie dienen te voldoen aan algemene principes van goed bestuur, transparantie en verantwoording. Het tegengaan van belastingontwijking is geen apart criterium voor subsidies aan maatschappelijke organisaties. Voor bedrijven geldt echter dat zij de OESO richtlijnen voor multinationale ondernemingen moeten onderschrijven. Deze richtlijnen bevatten een apart hoofdstuk over het betalen van belastingen. Zoals hierboven aangegeven, ga ik nu eerst met de sector in overleg en ik zal u over de uitkomsten hiervan informeren.