Ingediend | 8 maart 2013 |
---|---|
Beantwoord | 3 mei 2013 (na 56 dagen) |
Indiener | Pieter Omtzigt (CDA) |
Beantwoord door | Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
Onderwerpen | ouderen sociale zekerheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2013Z04617.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20122013-2122.html |
Ja.
Ik deel de conclusie niet dat bij de totstandkoming van de medezeggenschap van de ondernemingsraad bij de PPI in artikel 23, vierde lid, Pensioenwet de reikwijdte van het instemmingsrecht van de ondernemingsraad (OR) niet tot nauwelijks toegelicht. Ik verwijs naar de memorie van toelichting behorende bij het wetsvoorstel Wet introductie premiepensioeninstellingen (Kamerstukken II 2008/09, 31 891, nr. 3, p.2. Daarin is over het instemmingsrecht van de ondernemingsraad het volgende toegelicht: «Op grond van artikel 27, eerste lid, van de Wet op de ondernemingsraden (WOR) heeft de werkgever instemming nodig van de ondernemingsraad als hij de pensioenregeling wil onderbrengen bij een verzekeraar. In artikel 23, vierde lid, van de Pensioenwet is bepaald dat deze bepaling van overeenkomstige toepassing is indien de werkgever de pensioenregeling wil onderbrengen bij een pensioeninstelling uit een andere lidstaat of een pensioenfonds dat is ontheven van de regels met betrekking tot de paritaire bestuurssamenstelling. Voorgesteld wordt om ook bij de beslissing van de werkgever de pensioenregeling onder te brengen bij een PPI de regeling van artikel 27 van de WOR van overeenkomstige toepassing te laten zijn. Op deze wijze wordt de inspraak van werknemers/deelnemers bij dit voornemen van de werkgever geregeld».
Ik ben niet van mening dat de wijze waarop de medezeggenschap bij de PPI is geregeld en toegelicht, aanleiding geeft tot onduidelijkheid. Wel moet ik constateren, naar aanleiding van het artikel «Medezeggenschap bij PPI is juridische gatenkaas» van prof. mr. drs. Mark Heemskerk en mr. dr. Roland de Greef en de daarop volgende vijf reacties in Pensioen en Praktijk, dat er onduidelijkheid is gerezen over het antwoord op de vraag of het instemmingsrecht van de OR ook ziet op de uitvoeringsovereenkomst. Dat geldt zowel in geval de regeling bij een PPI wordt ondergebracht als bij een verzekeraar.
Het uitgangspunt zoals verwoord in de Pensioenwet is een driehoeksverhouding tussen werknemer, werkgever en pensioenuitvoerder. De basis ligt bij de pensioenovereenkomst zoals die wordt overeengekomen tussen de werkgever en de werknemer. In geval van een verzekerde regeling of een DC-regeling bij een PPI komt de betrokkenheid van de werknemer tot uiting door het instemmingsrecht van de OR met de pensioenovereenkomst. Vervolgens moet de werkgever die pensioenovereenkomst onderbrengen bij een pensioenuitvoerder op basis van een uitvoeringsovereenkomst. Die uitvoeringsovereenkomst zal in overeenstemming moeten zijn met de met de werknemer overeengekomen pensioenovereenkomst. De werknemer is geen partij bij de uitvoeringsovereenkomst heeft hierbij dus geen directe rol. Hieruit vloeit naar mijn mening voort dat het instemmingsrecht van de OR niet direct ziet op de uitvoeringsovereenkomst. Dat laat uiteraard onverlet dat werkgever en werknemer in de pensioenovereenkomst afspraken kunnen maken over de keuze voor een pensioenuitvoerder. Op die wijze heeft de werknemer respectievelijk de OR wel invloed op de uitvoeringsovereenkomst. Ik ben mij ervan bewust dat deze zienswijze afwijkt van hetgeen in eerdere parlementaire stukken, te weten de nota naar aanleiding van het verslag bij het wetsvoorstel tot enige wijzigingen in de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en enige andere wetten (Kamerstukken II 2007–2008, 31 226, nr. 14) en de nadere memorie van antwoord bij dit wetsvoorstel.(Kamerstukken I, 2007–2008, 31 226, G), is aangegeven. Naar aanleiding van de discussie in de hiervoor genoemde artikelen wijkt mijn visie dus af van de voornoemde parlementaire stukken en acht ik het in die stukken opgenomen standpunt niet in overeenstemming met de heersende opinie.
Zoals ik in antwoord op vraag 3 heb aangegeven, ben ik van mening dat het instemmingsrecht van de OR op de pensioenovereenkomst ziet en niet op de uitvoeringsovereenkomst. Op grond van artikel 27 van de Wet op de Ondernemingsraden geldt dat voor verzekerde regelingen. Nu dit artikel door de wetgever van overeenkomstige toepassing is verklaard voor de PPI geldt het instemmingsrecht van de OR ook de pensioenovereenkomst die bij een PPI wordt ondergebracht.
In antwoord op vraag 3 heb ik aangegeven hoe de verhoudingen tussen werkgever, werknemer en pensioenuitvoerder liggen. De pensioenovereenkomst, zowel de totstandkoming, als een wijziging of intrekking, wordt geregeld tussen werkgever en werknemer. Dat betekent dat de OR ook instemmingsrecht heeft op een wijziging of intrekking van de pensioenovereenkomst.
Zoals ik hiervoor heb aangegeven, is het op grond van de Pensioenwet de werkgever die verantwoordelijk is voor het sluiten van de uitvoeringsovereenkomst en niet de werknemer. Het instemmingsrecht van de OR is daarmee, naar mijn mening, dus niet van toepassing op de uitvoeringsovereenkomst. In aanvulling op artikel 27 van de WOR stelt de werkgever, gegeven de wettelijk verankerde principes van goed pensioenfondsbestuur, de OR en vertegenwoordigers van gepensioneerden in staat te adviseren over de (verlenging van de) uitvoeringsovereenkomst.
Ik ga ervan uit dat de beantwoording van deze vragen voldoende duidelijkheid biedt.