Ingediend | 7 februari 2013 |
---|---|
Beantwoord | 12 maart 2013 (na 33 dagen) |
Indieners | Renske Leijten , Nine Kooiman |
Beantwoord door | Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
Onderwerpen | bestuur gemeenten organisatie en beleid zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2013Z02454.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20122013-1564.html |
Een belangrijk argument om gemeenten geheel verantwoordelijk te maken voor de activiteiten op het gebied van ondersteuning, begeleiding en verzorging, zoals afgesproken in het Regeerakkoord, is dat gemeenten goed in staat zijn om verbindingen te leggen met andere relevante gemeentelijke beleidsterreinen. Deze verbindingen kunnen zowel binnen het sociaal domein (o.a. het welzijnsbeleid, de participatiewet, de schuldhulpverlening, de Jeugdwet), als daarbuiten ontstaan (o.a. het woonbeleid, openbare orde en veiligheid). De gezamenlijke decentralisaties in het sociale domein bieden daarom het perspectief op de totstandkoming van een integrale, vraaggerichte en op de mogelijkheden en behoeften van de burger toegesneden ondersteuning en dientengevolge een doelmatige inzet van de beschikbare middelen. Financiële verantwoording vragen per onderdeel zou deze gewenste integrale benadering onnodig frustreren. Bovendien zouden gemeenten worden geconfronteerd met onnodige administratieve verplichtingen.
Op 19 februari heeft de minister van Binnenlandse Zaken namens het kabinet de decentralisatiebrief aan de Tweede Kamer gezonden. In deze brief kiest het kabinet ervoor om in stappen de budgetten in het sociale domein te bundelen. Het perspectief is een zo breed mogelijke integraal budget voor het sociaal domein binnen het gemeentefonds. Bij financiering van taken via het gemeentefonds is het uitgangspunt dat de verantwoording door gemeenten is gericht op het adequaat informeren van de gemeenteraad. Mijn uitspraken in Binnenlands Bestuur sluiten hier naadloos bij aan.
In de decentralisatiebrief heeft het kabinet aangekondigd om met gemeenten afspraken maken over een intensieve monitoring van de bereikte resultaten en de gemeentelijke uitgaven over het geheel van het brede sociaal domein (en dus niet per onderdeel) door te meten en te benchmarken. Doel van deze monitor is drieledig: Ten eerste biedt de monitor het kabinet inzicht in het functioneren van het stelsel zodat het kan worden aangepast indien het stelsel niet tot de juiste resultaten leidt. Ten tweede biedt de monitor inzicht aan gemeenten in hun eigen prestaties ten opzichte van andere gemeenten om van elkaar te leren en het horizontaal verantwoordingsproces te ondersteunen. Ten derde biedt de monitor de informatie voor de Tweede Kamer over de behaalde resultaten in het sociaal domein. Deze monitor houdt nauw verband met het voornemen van het kabinet om een verkenning uit te voeren naar verdere stroomlijning van de interbestuurlijke informatie in het sociaal domein, waardoor deze beter aansluit bij de behoefte van zowel Rijk als gemeenten.
Eind maart zal ik de Tweede Kamer per brief infomeren over de hoofdlijnen van de hervorming van de langdurige zorg. In deze brief zal ik ook de hoofdlijnen van de decentralisatie naar gemeenten toelichten.
Zie mijn antwoord op vraag 3.
In Jeugdpoort heb ik aangegeven dat we nu alle energie moeten stoppen in de voorbereiding van de implementatie van het nieuwe jeugdstelsel en dat gemeenten en jeugdhulpaanbieders tijdig gereed zijn voor hun nieuwe taken. Dit in het belang van jeugdigen en hun ouders en de continuïteit van zorg tijdens de transitie. In Jeugdpoort heb ik gemeenten ook aangemoedigd hun eigen prestaties te vergelijken met andere gemeenten. Door te benchmarken en te vergelijken weet je waar je als gemeente staat en hoe je presteert. Het biedt gemeenten bovendien de mogelijkheid om te leren van andere gemeenten. De te ontwikkelen monitor over het brede sociale domein (zie vraag 3) draagt bij aan dit proces.
De beeldspraak over de «schutterputjes» heb ik gebruikt ter illustratie van mijn indruk dat gemeenten in algemene zin nog te terughoudend zijn om hun prestaties te vergelijken met andere gemeenten en daarvan te leren (zie ook mijn antwoord op vraag 6).
In de slotparagraaf van de decentralisatiebrief spreekt het kabinet het vertrouwen uit in de gemeenten. Het kabinet realiseert zich dat gemeenten voor een forse opgave staan, maar gaat er van uit dat zij, mede door de voorgestelde maatregelen gericht op het versterken van de uitvoeringskracht van gemeenten, in staat zullen zijn om de nieuwe taken goed op te pakken.
In het overhedenoverleg is uitvoerig stilgestaan bij de risico’s en kansen met betrekking tot de decentralisaties. Deze risico’s zijn ook benoemd in de brief van de VNG. Het kabinet en de medeoverheden hebben hierover afgesproken om de komende maanden intensief overleg te voeren over de decentralisaties. De door het kabinet ingestelde ministeriële commissie voor de decentralisaties zal regelmatig in overleg treden met de VNG over voortgang en (financiële) consequenties van de decentralisaties.
In de brief over de hoofdlijnen van de langdurige zorg die ik eind maart aan de Tweede Kamer zal zenden zal ik uiteenzetten op welke wijze ik de noodzakelijke hervorming van in de langdurige zorg realiseerbaar acht.
Het overhedenoverleg is een informeel overleg tussen het kabinet en de koepels van medeoverheden waarvan geen verslag wordt vastgesteld. In het overhedenoverleg is afgesproken dat er geen onderzoek komt naar de voorwaarden waaronder decentralisaties op het gebied van jeugdzorg, werk en ondersteuning kunnen worden gerealiseerd. Het kabinet en de medeoverheden hebben wel afgesproken om de komende maanden intensief overleg te voeren over de decentralisaties. De door het kabinet ingestelde ministeriële commissie voor de decentralisaties zal regelmatig in overleg treden met de VNG over voortgang en financiële consequenties van de decentralisaties. Verder zal het kabinet met gemeenten afspraken maken over een intensieve monitoring van de bereikte resultaten en de gemeentelijke uitgaven over het geheel van het brede sociaal domein (zie mijn antwoord op vraag 3). Ik heb er kennis van genomen dat de VNG het cpb om een onderzoek wil vragen.
Met de motie Slob (Kamerstuk 33 410, nr. 19) heeft de Tweede Kamer het kabinet opgeroepen bij de uitwerking van het regeerakkoord de sociale partners en organisaties in het binnenlands bestuur, de zorg en het onderwijs actief te betrekken bij de verdere invulling van de gemaakte afspraken en in de gelegenheid te stellen alternatieven en verbetervoorstellen aan te dragen. Ik heb aan deze motie gehoor gegeven door een bestuurlijke regiegroep in het leven te roepen waaraan, naast de VNG, ook de zorgverzekeraars, aanbieders en patiënten- en cliëntenorganisaties deelnemen. In deze regiegroep wil ik met partijen tot een gedeelde visie op de langdurige zorg komen en heb ik partijen in de gelegenheid gesteld om alternatieve voorstellen te doen. In mijn brief over de hoofdlijnen van de langdurige zorg die ik eind maart aan de Tweede Kamer zal sturen worden de resultaten van de regiegroep verwerkt.
In mijn brief over de hervorming van de langdurige zorg zal ik de Tweede Kamer nader informeren over de verdere uitwerking van de maatregelen ten aanzien van de langdurige zorg. Juist om de langdurige zorg houdbaar te maken, ga ik niet garanderen dat alle zorg die burgers onder de AWBZ ontvingen in de toekomst in gelijke mate beschikbaar is. Daarnaast stuur ik op korte termijn de eerste rapportage van de Transitiecommissie Jeugd naar de Tweede Kamer, waarin ik in de aanbiedingsbrief zal ingaan op de voortgang van de transitie van de stelselwijziging jeugd.
Ik heb in overleg met sociale partners besloten een arbeidsmarkt-effectrapportage (AER) uit te laten voeren. De eerste resultaten daarvan verwacht ik in mei. Uiteraard zal ik de Tweede Kamer over de uitkomsten informeren.
Zie mijn antwoord op vraag 13
Ik ben daar op voorhand niet toe bereid. De hervorming van de langdurige zorg dient met voortvarendheid ter hand genomen te worden. Bovendien zijn in het Regeerakkoord besparingen ingeboekt die samenhangen met de voorgenomen decentralisaties. De transitiebureau’s, waarin VWS en VNG samen werken aan de voorbereiding van de implementatie van de decentralisaties op het terrein van jeugd en Wmo, zijn aan de slag om gemeenten en alle betrokken veldpartijen voor te bereiden op de aanstaande decentralisaties.