Ingediend | 4 februari 2013 |
---|---|
Beantwoord | 5 maart 2013 (na 29 dagen) |
Indiener | Carla Dik-Faber (CU) |
Beantwoord door | Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (VVD), Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA), Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
Onderwerpen | energie natuur en milieu |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2013Z02049.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20122013-1507.html |
Ja.
Op dit moment worden de wegvakken in kaart gebracht waar de verlichting zal worden uitgezet en vinden voorbereidingen plaats om dit mogelijk te maken. De maatregel wordt vanaf voorjaar 2013 geïmplementeerd.
Er zijn nog geen gegevens bekend, omdat de maatregel nog niet is ingevoerd.
Dimbare verlichting is een bekend fenomeen op de Nederlandse snelwegen: al vele jaren zijn grote delen van de Nederlandse snelwegen hiervan voorzien. Verlichting die reageert op de aanwezigheid van verkeer is op Rijkswegen niet opportuun aangezien de intensiteiten daarvoor, ook gedurende de stille uren, nog te hoog zijn waardoor de verlichting nauwelijks zou doven.
RWS maakt onderscheid tussen licht dat erop gericht is de weg te verlichten en licht dat erop gericht is het verkeer te geleiden door het verloop van de weg aan te geven. Dit tweede wordt aangeduid met de term «actieve markering». Deze actieve markering verhoogt op deze locaties de verkeersveiligheid doordat de geleiding van het verkeer daar wordt verbeterd.
Actieve markering is geen volwaardig alternatief voor bestaande openbare verlichting. Openbare verlichting heeft, grofweg gezien, een tweetal functies: enerzijds zicht bieden op het verloop van de weg (geleiding) en anderzijds ondersteuning van de weggebruiker bij het inschatten van de positie en snelheid van het overige verkeer. Voor deze tweede functie is actieve markering niet geschikt.
Verlichting in het wegdek betekent ook dat er meer techniek in de wegconstructie wordt geïntegreerd, die stuk kan gaan. RWS is er erg op gespitst om robuuste techniek toe te passen en wegafzettingen voor onderhoud te voorkomen.
Er wordt reeds kennis over wegverlichting uitgewisseld tussen de wegbeheerders.
Een verplichting om alle verlichting uit te schakelen ligt in Nederland niet voor de hand. Zowel in de bouw- als in de milieuregelgeving zijn reeds bepalingen opgenomen om onnodig gebruik van verlichting te voorkomen.
In het kader van de bouwregelgeving zijn minimumeisen vastgesteld voor de energieprestatie van nieuwe gebouwen. Aanwezigheidsdetectie, daglichtschakeling en een veegschakeling voor het uitschakelen van verlichting op momenten dat dit mogelijk is, dragen bij aan een hogere energieprestatie van het gebouw en zijn onderdeel van deze eisen. Deze maatregelen worden ook gewaardeerd in de bepalingsmethoden voor de bestaande bouw.
Daarnaast geldt voor bestaande gebouwen op grond van artikel 2.15 van het Activiteitenbesluit dat bedrijven verplicht zijn energiebesparende maatregelen te nemen met een terugverdientijd van vijf jaar of minder. Hieronder vallen ook kantoorgebouwen en winkelpanden met een energieverbruik van meer dan 50.000 Kwh. Een maatregel die zich in de meeste gevallen binnen deze vijf jaar terug verdient en die in die gevallen dus onder deze verplichting valt, is bewegingsdetectie. Bij toepassen van bewegingsdetectie zal geen sprake zijn van overbodige verlichting. Bij bovenstaande dient wel te worden aangetekend dat het met oog op de veiligheid niet altijd opportuun is om de verlichting geheel uit te schakelen.
Het Activiteitenbesluit biedt geen basis om donkertegebieden aan te wijzen. Het is ook geen rijkstaak om daar initiatieven voor te nemen. Met de decentralisatie van het beleid voor ruimtelijke ordening, natuur en landschap ligt de verantwoordelijkheid daarvoor bij provincies. Wel ben ik bereid om in het overleg met de «klimaatambassadeurs» dit onderwerp op lokaal niveau te agenderen.
Op 4 februari 2013 heeft het lid Dik-Faber (CU) Kamervragen gesteld over energiebesparing door minder en duurzame verlichting. Deze beantwoording vergt een zorgvuldige interdepartementale afstemming, daarom is het helaas niet mogelijk om de vragen binnen de gestelde termijn te antwoorden. Ik verwacht u de antwoorden begin maart te kunnen doen toekomen.