Ingediend | 19 december 2012 |
---|---|
Beantwoord | 3 april 2013 (na 105 dagen) |
Indieners | John Kerstens (PvdA), Mei Li Vos (PvdA), Mariëtte Hamer (PvdA) |
Beantwoord door | Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
Onderwerpen | arbeidsomstandigheden werk |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2012Z22464.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20122013-1842.html |
Ja.
Ja, voor zover die situatie daadwerkelijk voorkomt is die onwenselijk. De vaste Tweede Kamercommissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft op 20 december 2012 verzocht om een reactie op het betreffende rapport. Ik verwijs u naar de separate brief daarover die ik u op 5 februari 2013 heb doen toekomen (Kamerstukken II, 2012/13, 25 883, nr. 217).
De aangekondigde wijziging van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag regelt dat het wettelijk minimumloon ook gaat gelden voor personen die tegen beloning arbeid verrichten op basis van een overeenkomst van opdracht. Arbeid die wordt verricht in zelfstandige uitoefening van beroep of bedrijf valt er niet onder.
Een bedrijf kan besluiten om geen VAR te vragen van zijn opdrachtnemers, bijvoorbeeld als er afspraken zijn met de Belastingdienst over de fiscale duiding van de feiten en omstandigheden. Zoals aangegeven in de antwoorden op de Kamervragen van de leden Gesthuizen en Ulenbelt d.d. 2 februari 2012 over «de contracten van subcontractors die werken voor PostNL» wordt over eventuele afspraken met specifieke belastingplichtigen geen informatie verstrekt (Kamerstukken II, 2011/12, Aanhangsel nr. 1546). Er is geen wettelijke verplichting voor zzp’ers om een VAR aan te vragen.
Nee, deze analyse wordt niet gedeeld. Elke werkgever kan vooroverleg plegen met de Belastingdienst over de fiscale duiding van feiten en omstandigheden.
Het hebben van slechts één opdrachtgever of het eenzijdig kunnen vaststellen van tarieven is op zichzelf niet bepalend voor de kwalificatie van een arbeidsrelatie. Om te bepalen of een arbeidsrelatie fiscaal als onderneming kwalificeert, zal het geheel aan feiten en omstandigheden moeten worden gewogen.
De controle die de Belastingdienst uitvoert, gericht op de vraag of er sprake is van zelfstandig ondernemerschap in de pakketdienstensector, wijkt niet af van het algemeen geldende toezichtbeleid dat de dienst hanteert. In de afgelopen twee jaren is er een aantal regionale controles uitgevoerd in de pakketdienstensector, gericht op de vraag of er terecht een VAR Winst uit Onderneming is afgegeven. Over het algemeen bleek dat sprake was van ondernemerschap. In enkele gevallen was de Belastingdienst van mening dat geen sprake was van ondernemerschap, maar van een dienstbetrekking.
Ja, schijnzelfstandigheid dient in alle sectoren zoveel mogelijk te worden voorkomen en beëindigd. Het kabinet is ervan op de hoogte dat er bepaalde VAR-houders zijn die op grond van hun feitelijke bedrijfsuitoefening niet als zelfstandig ondernemer kunnen worden aangemerkt. Deze groep wordt in algemene zin als schijnzelfstandige aangemerkt. In de brief van de staatssecretaris van Financiën van 17 september van 2012 zijn maatregelen aangekondigd om deze problematiek van schijnzelfstandigheid beter te kunnen bestrijden. De aanpak van de schijnconstructies wordt geholpen door een herziening van de verantwoordelijkheid van opdrachtgevers voor de juistheid van VAR en door maatregelen om tot een betere beoordeling van de aanvragen te komen. U ontvangt vóór 1 mei het actieplan voor de aanpak van schijnconstructies. De verdere aanpak van schijnzelfstandigheid maakt daar onderdeel van uit.
De handhaving van de Wet wegvervoer goederen (WWG) in de postdienstensector door de Inspectie Leefomgeving en Transport maakt, voor zover de sector onder de werking van deze wet valt, onderdeel uit van het reguliere handhavingsprogramma. De WWG is van toepassing op beroepsgoederenvervoer met (vracht)auto's met een laadvermogen van 500 kg of meer.
De Inspectie SZW heeft tussen 2008 en 2012 enkele arbo-inspectieprojecten uitgevoerd in de transportsector, waarbij ook koeriersdiensten zijn bezocht. Daarnaast is in die periode een aantal arboklachten gemeld waarop een inspectie is ingezet. De inspectieresultaten gaven geen aanleiding om extra capaciteit in te zetten. Dit jaar zal nader onderzocht worden of een intensivering van het toezicht op de pakketdienstensector nodig is naar aanleiding van dit rapport. Daartoe wordt een verkenning uitgevoerd naar de mogelijke problemen rondom arbeidsomstandigheden bij de koeriersdiensten. Ook worden in 2013 enkele inspecties uitgevoerd bij bedrijven die (ook) koeriersdiensten uitvoeren in de transportsector en logistieke sector.
Op basis van de Mededingingswet kan de NMa, en in de toekomst de Autoriteit Consument en Markt (ACM), handhavend optreden indien sprake is van misbruik van een economische machtspositie. Een onderneming heeft een economische machtspositie, als deze in staat is om eenzijdig de concurrentie op de markt te verhinderen of zelfs uit te schakelen. Verschillen in onderhandelingsmacht tussen leveranciers en afnemers, of opdrachtgevers en opdrachtnemers kunnen worden betrokken bij een mogelijk onderzoek, maar zijn op zich niet voldoende om het bestaan van een economische machtspositie aan te nemen. De NMa besluit zelf welke markten aan een onderzoek worden onderworpen, bijvoorbeeld naar aanleiding van klachten van marktpartijen. Op het gebied van pakketdiensten zijn er vooralsnog geen klachten binnengekomen.
Hierbij deel ik u mede dat de beantwoording van de Kamervragen van de leden Vos, Hamer en Kerstens (allen PvdA) over «het onderzoek naar de arbeidsomstandigheden in de Nederlandse pakketdienstensector» niet binnen de gestelde termijn van drie weken mogelijk is. Uw Kamer heeft tevens verzocht om uiterlijk 24 januari a.s. mijn reactie te mogen ontvangen op het zogenoemde «SOMO-rapport», waarnaar in de Kamervragen wordt verwezen (verzoek van 20 december 2012, kenmerk 2012Z22138/2012D48828). Ik zal mijn reactie op het rapport betrekken bij de beantwoording van de Kamervragen.