Ingediend | 14 december 2012 |
---|---|
Beantwoord | 17 januari 2013 (na 34 dagen) |
Indiener | Tanja Jadnanansing (PvdA) |
Beantwoord door | Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
Onderwerpen | onderwijs en wetenschap voortgezet onderwijs |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2012Z22035.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20122013-899.html |
Ja.
Uit onderzoek van een cohort vo-leerlingen uit 19892 waarnaar in bovenstaand bericht verwezen wordt, blijkt dat de uitval hoger is bij leerlingen die destijds lager beroepsonderwijs of middelbaar algemeen vormend onderwijs aan een categorale school volgden dan bij leerlingen die deze opleidingen aan een brede scholengemeenschap volgden. De onderzoeker geeft hiervoor als mogelijke verklaring dat leerlingen op scholengemeenschappen door hun medeleerlingen op havo- en vwo-niveau gestimuleerd worden om op school te blijven.
Het is een gegeven dat jongeren zonder startkwalificatie twee keer zoveel kans hebben op werkloosheid dan jongeren met een startkwalificatie3. Daarom zetten wij het programma «Aanval op Schooluitval» de komende jaren met kracht door om ervoor te zorgen dat zoveel mogelijk jongeren het onderwijs met een startkwalificatie verlaten. Met individuele scholen in het vo en mbo zijn in meerjarige convenanten prestatiegerichte afspraken gemaakt om de schooluitval verder terug te dringen. Zowel jongeren die onderwijs genieten op een categorale school als jongeren die brede scholengemeenschappen bezoeken worden hiermee bereikt.
Wij achten het niet noodzakelijk om nieuwe mogelijkheden te onderzoeken om de samenhang tussen schooluitval en het onderwijsaanbod te bestrijden. Deze samenhang bestaat, maar moet in het juiste perspectief worden gezien: circa 20% van het totaal aantal voortijdig schoolverlaters is afkomstig uit het voortgezet onderwijs. De categorale vmbo- of mavoscholen betreffen slechts 9,3% van het totaal aantal vo-scholen. Het gaat dus om een zeer beperkte groep (minder dan 500 leerlingen). Wij zijn van mening dat met het programma «Aanval op Schooluitval» alle vo- en mbo-scholen adequaat gestimuleerd worden om het aantal voortijdig schoolverlaters verder terug te dringen. Dit programma is in 2005 in gang gezet. Overigens behelst het onderzoek een leerling-cohort dat ver voor die datum van school is gegaan.
Wij delen uw opvatting dat het van belang is dat ouders (of voor de jongere belangrijke andere personen) betrokken zijn bij de opleiding van hun kind. Zij kunnen een belangrijke rol spelen bij de studiekeuze en loopbaanoriëntatie van de jongere en bij het tegengaan van verzuim. Ook wanneer een jongere 18 jaar of ouder is. Scholen kunnen in de keuze van maatregelen ervoor kiezen om in te zetten op ouderbetrokkenheid voor het tegengaan van schooluitval.
Om de betrokkenheid van ouders te vergroten is het programma «ouders en school samen» opgestart. Daarmee stimuleren we ouderbetrokkenheid op scholen om verzuim tegen te gaan en een veilige sfeer en stimulerende leeromgeving op scholen te bevorderen. Een beter leerklimaat op school levert immers een positieve bijdrage aan het verminderen van schooluitval. Op veel scholen in het voortgezet onderwijs wordt al concrete invulling gegeven aan het programma «ouders en school samen». Zo zijn er scholen die ouders via een beveiligde website op de hoogte houden van het verzuim en de toetsresultaten van hun kind. Ouders worden op deze manier actief betrokken bij het voorkomen van voortijdig schoolverlaten.
Ja.
Uit het onderzoek blijkt dat intensieve begeleiding van mbo-leerlingen de kans op uitval verkleint. De kanttekening die bij het onderzoek gemaakt moet worden is dat het CPB onderzoek slechts bij één ROC is uitgevoerd. Op basis van dit onderzoek kan niet automatisch worden aangenomen dat de positieve uitkomst ook zal gelden voor andere scholen. Wij zullen de ROC’s wel informeren over de positieve effecten van intensieve begeleiding op vsv in deze pilot. In 2013 en 2014 gaat het CPB voorts in het kader van de evaluatie van vsv-beleid vervolgonderzoek doen. Te zijner tijd zullen wij u informeren over de uitkomsten hiervan.
Zie het antwoord op vraag 4 en 5.