Ingediend | 13 december 2012 |
---|---|
Beantwoord | 5 februari 2013 (na 54 dagen) |
Indieners | Michel Rog (CDA), Peter Oskam (CDA) |
Beantwoord door | Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
Onderwerpen | basisonderwijs onderwijs en wetenschap voortgezet onderwijs |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2012Z21916.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20122013-1208.html |
Ja.
Zoals gemeld tijdens de begrotingsbehandeling van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap onderschrijft het kabinet het belang van een gezonde schoolomgeving. Daarom zet het kabinet in op voorlichting en ondersteuning van scholen op dit gebied. De betrokken ministeries trekken samen op om een gezonde schoolomgeving te versterken en verkennen de mogelijkheden om de regels aan te scherpen. Het staat de gemeente Amsterdam vrij om aanvullende maatregelen te treffen gericht op de lokale situatie.
Het kabinet heeft in het kader van het verkleinen van de zichtbaarheid van coffeeshops voor scholieren ingezet op lokaal maatwerk. Vanwege deze keuze wordt het door het vorige kabinet voorgenomen afstandscriterium van 350 meter nu niet via landelijke regels opgelegd. Een groot aantal gemeenten met een coffeeshop hanteert reeds een afstandscriterium. De meeste gemeenten hanteren daarbij een afstand van 250 meter, conform de tussen de VNG en de toenmalige ministers van BZK en Justitie in 2008 gemaakte afspraak, maar zouden ook een ruimere afstand kunnen hanteren. Daarnaast kunnen gemeenten aanvullende maatregelen treffen wanneer de lokale situatie daarom vraagt, bijvoorbeeld in de vorm van specifieke openings- en sluitingstijden voor coffeeshops.
Per 1 januari 2012 is de Aanwijzing Opiumwet van het Openbaar Ministerie – naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State van 13 juli 2011 – op zodanige wijze gewijzigd dat strafrechtelijke vervolging op basis van de Opiumwet kan plaatsvinden bij het aanwezig hebben van een hoeveelheid tot en met 5 gram hennepproducten. Gemeenten hebben dan ook de mogelijkheid om op basis van de Aanwijzing Opiumwet in de lokale driehoek afspraken te maken over de hantering en handhaving van een blowverbod. Zoals ook blijkt uit de «beleidsbrief coffeeshops» van 11 december 2012 van de burgemeester van Amsterdam aan de leden van de raadscommissie Algemene Zaken, is het recente voornemen van Amsterdam hierop gebaseerd.
Zie antwoord vraag 4.
In zijn uitspraak van 13 juli 2011 heeft de Raad van State geoordeeld dat een blowverbod in de APV onverbindend is, omdat het gebruik of openlijk voorhanden hebben van softdrugs reeds strafbaar is gesteld in de Opiumwet. Het instellen van een blowverbod is sinds 1 januari 2012 wel mogelijk door aanpassing van de Aanwijzing Opiumwet van het OM (zie het antwoord op vragen 4 en3.
Overigens heeft het OM in Amsterdam en Rotterdam proefprocessen aangespannen inzake het blowverbod in relatie tot de APV. De kantonrechter in Amsterdam heeft op 24 oktober 2012 geoordeeld dat de gemeente Amsterdam blowen wel strafbaar mag stellen in de APV, nu die bepaling is geschreven met het oog op de bescherming van de openbare orde en niet met het oog op de door de Opiumwet beoogde bescherming van de volksgezondheid. Het proefproces in Amsterdam wordt in januari voortgezet in hoger beroep. Het proefproces in Rotterdam heeft op 17 januari 2013 plaatsgevonden. De kantonrechter zal op 31 januari 2013 uitspraak doen.
Zie antwoord vraag 6.
Hierbij bericht ik u, mede namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, dat de schriftelijke vragen van het leden Oskam en Rog (beiden CDA) over het blowverbod op scholen in Amsterdam (ingezonden 13 december 2012) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie ontvangen is. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.