Ingediend | 5 november 2012 |
---|---|
Beantwoord | 21 januari 2013 (na 77 dagen) |
Indiener | Jesse Klaver (GL) |
Beantwoord door | Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD) |
Onderwerpen | belasting financieel toezicht financiën |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2012Z18759.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20122013-1054.html |
Ik heb geen reden om te twijfelen aan de verklaring die de betrokken banken zelf geven voor de internationale structurering van hun onderneming. Zij zijn hierover transparant naar toezichthouders en fiscale autoriteiten. Overigens staat artikel 67 van de Algemene Wet inzake Rijksbelasting mij niet toe in te gaan op individuele gevallen.
Indien sprake is van belastingontduiking wordt dat door de Belastingdienst bestreden.
Zie antwoord vraag 1.
Zie antwoord vraag 1.
Zie antwoord vraag 1.
Op 25 juni 2012 heb ik uw kamer een brief gestuurd2 waarin ik u verslag doe van de uitvoering van de motie van de leden Braakhuis en Groot die de regering oproept de Nederlandse substance eisen tegen het licht te houden. Ik heb in die brief geconcludeerd dat de Nederlandse regelgeving internationaal niet uit de pas lopen. In die brief heb ik ook gerefereerd aan een door Holland Financial Centre uit te besteden onderzoek naar het belang van de non-bank financial sector voor de Nederlandse economie. Uw kamer heeft mij bij brief van 4 juli 2012 verzocht haar na publicatie van dit onderzoek onverwijld te informeren en een kabinetsreactie te sturen. Aan dat verzoek zal ik uiteraard gevolg geven.
Het is belangrijk dat banken, evenals andere ondernemingen en ongeacht of zij staatssteun hebben ontvangen, transparant zijn over hun bedrijfsvoering. De jaarrekening en het jaarverslag zijn bij uitstek de middelen om als bedrijf verantwoording af te leggen over het gevoerde beleid. Naast financiële gegevens omtrent het vermogen, het resultaat, de solvabiliteit en de liquiditeit, dient de onderneming ook een evenwichtige analyse te maken van relevante (toekomstige) ontwikkelingen, de voornaamste risico’s en onzekerheden, de verwachte gang van zaken en, indien noodzakelijk, van milieu en personeelsaangelegenheden. Daarnaast geldt voor beursvennootschappen, banken en verzekeraars dat zij in het jaarverslag dienen toe te lichten op welke wijze zij de principes van de voor hen relevante gedragscode(s) hebben toegepast en dienen zij afwijking van die principes gemotiveerd toe te lichten. Voor beursvennootschappen gaat het om de Nederlandse corporate governance code; voor banken en verzekeraars gaat het (daarnaast) om de Code Banken respectievelijk de Code Verzekeraars. Deze wet- en regelgeving omtrent (financiële) verslaggeving biedt naar mijn mening voldoende transparantie.
De bepaling dat maatschappijen die een te verwaarlozen betekenis hebben op het geheel, niet meegenomen hoeven te worden in de consolidatie (artikel 2:407, eerste lid, onderdaal a, van het BW), is gebaseerd op artikel 13, eerste lid, van de Zevende richtlijn vennootschapsrecht.3 Deze richtlijn biedt op dit vlak geen mogelijkheid om nadere of afwijkende regels te stellen. Het is derhalve niet mogelijk om ondernemingen te verplichten om maatschappijen zonder materiële betekenis mee te nemen in de consolidatie.
Het Burgerlijk Wetboek biedt verder de mogelijkheid om de jaarrekening op te stellen op basis van de International Financial Reporting Standards (IFRS). Ook in IFRS speelt het begrip materialiteit een belangrijke rol. Aangezien IFRS een internationale standaard is die door de International Accounting Standards Board wordt opgesteld, is het niet mogelijk om als Nederland daar extra verplichtingen aan toe te voegen
In reactie op exact dezelfde vraag van het lid Braakhuis heb ik in mijn brief aan uw kamer van 24 september 2012 geschreven dat inspanningen op dit gebied plaatsvinden in het zogenoemde Global Forum on Transparency and Exchange of Information.
In het Global Forum werken inmiddels al meer dan honderd landen samen. Het betreft zowel OESO-lidstaten als niet-lidstaten. Door middel van een systeem van «peer reviews» beoordelen landen elkaar onafhankelijk op het punt van de effectieve implementatie van de standaarden op het gebied van transparantie en uitwisseling van informatie.
Kern is dat beoordeeld wordt of in een land betrouwbare informatie voor belastingdoeleinden aanwezig is, en tijdig beschikbaar gemaakt kan worden, die voorzienbaar relevant is voor de belastingheffing van een andere (verzoekende) jurisdictie. Daaronder valt dus ook informatie over economische eigendom (beneficial ownership) van vennootschappen, trusts en stichtingen. Veel van deze informatie zal bijvoorbeeld in aangiften zijn opgenomen, die bij belastingdiensten aanwezig zijn.
Voor belastingheffing is het primair van belang dat deze informatie voor de belastingdienst raadpleegbaar is, en is minder relevant of dergelijke informatie in een openbaar register is terug te vinden.
Hierbij deel ik u mede dat de Kamervragen van het lid Klaver (GroenLinks, uw kenmerk 2012Z18759) en van de leden Merkies en Bashir (beiden SP, uw kenmerk 2012Z18768), beide over het artikel «Banken actief in belastingparadijzen» en beide ingezonden op 5 november 2012, niet binnen een termijn van drie weken kunnen worden beantwoord. Overleg met andere ministeries en afstemming met antwoorden op andere vragen van uw Kamer over staatsdeelnemingen en over belastingontwijking eisen meer tijd.