Ingediend | 16 oktober 2012 |
---|---|
Beantwoord | 2 november 2012 (na 17 dagen) |
Indieners | Sharon Gesthuizen (GL), Joël Voordewind (CU), Martijn van Dam (PvdA), Marianne Thieme (PvdD), Bram van Ojik (GL), Gerard Schouw (D66) |
Beantwoord door | Leers |
Onderwerpen | migratie en integratie organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2012Z17528.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20122013-443.html |
Ik ben bekend met de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 10 oktober 2012. Naar aanleiding van uw vraag heb ik kennis genomen van het nieuwsbericht op de website van Defence for Children.
In deze individuele zaak is door de rechter geconcludeerd dat onvoldoende was gemotiveerd waarom een vrijheidsbeperkende maatregel is opgelegd. Er is dus sprake van een motiveringsgebrek in een individuele zaak. Hier kunnen dan ook alleen maar conclusies aan worden verbonden voor deze specifieke zaak. De uitspraak bevat geen aanknopingspunten om in algemene zin te concluderen dat uitgeprocedeerde gezinnen met kinderen vaker en langer vanuit een vertrouwde omgeving, bijvoorbeeld het asielzoekerscentrum waar ze verbleven tijdens de asielprocedure, aan terugkeer zouden moeten kunnen werken.
Bij brief van 25 september jl. (Tweede Kamer, vergaderjaar 2012–2013, 19 637, nr. 1577) heb ik uw Kamer laten weten, dat het kabinet oog heeft voor de gewijzigde politieke verhoudingen, en dat ik in dat licht met de grootst mogelijke zorgvuldigheid, hangende het proces van de formatie, uitvoering geef aan het beleid. Dat geldt ook voor eventuele overplaatsingen van gezinnen, die vallen onder de reikwijdte van de motie.
Ik heb kennisgenomen van het arrest van Hoge Raad van 21 september 2012. De door u gesuggereerde spanning tussen het bieden van onderdak en het opleggen van een vrijheidsbeperkende maatregel aan gezinnen met kinderen als gevolg van dit arrest van de Hoge Raad herken ik niet.
Het arrest van de Hoge Raad ziet op een verplichting van de Staat om de belangen van het kind te beschermen en daartoe desnoods maatregelen te nemen, indien de ouders hun verantwoordelijkheid niet of onvoldoende nemen. Behoudens de opmerking dat het opvang- en verzorgingsniveau kan worden afgestemd op de tijdelijkheid van het verblijf dat in het teken staat van het daadwerkelijk vertrek uit Nederland, spreekt de Hoge Raad zich niet uit over de wijze waarop deze verplichting moet worden vormgegeven. Daarnaast dient het opleggen van een vrijheidsbeperkende maatregel een ander doel. Het doel van de toepassing van deze maatregel is handhaving van de openbare orde en het beschikbaar houden van de vreemdeling met het oog vertrek. De afweging of de openbare orde de toepassing van de maatregel vordert wordt steeds individueel gemaakt. De vrijheidsbeperkende maatregel is dus niet bedoeld om onderdak te bieden, maar in de praktijk zal het opleggen van een vrijheidsbeperkende maatregel wel vaak gekoppeld zijn aan onderdak om de maatregel vorm te geven.