Ingediend | 21 augustus 2012 |
---|---|
Beantwoord | 3 oktober 2012 (na 43 dagen) |
Indiener | Ahmed Marcouch (PvdA) |
Beantwoord door | Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
Onderwerpen | bestuur gemeenten openbare orde en veiligheid organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2012Z15241.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20122013-175.html |
Ja.
In de brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 28 augustus 2012 (Kamerstukken II, vergaderjaar 2011–2012, 33000-VII, nr. 125) wordt vermeld dat uit onderzoek van de toenmalige VROM-Inspectie blijkt dat de inspectie het mogelijk acht dat 44 gemeenten te maken hebben met vrijplaatsenproblematiek op woonwagenlocaties.
Vrijplaatsen, waarbinnen personen zich niets gelegen laten liggen aan normen en geldende wet- en regelgeving, kunnen niet worden getolereerd. Zoals aangegeven in de genoemde brief zullen de aanbevelingen uit het rapport onder de aandacht worden gebracht van gemeenten. Door de toenmalige VROM-Inspectie is in 2011 een handleiding geactualiseerd voor de aanpak van (woon) overlast en verloedering in wijken. Ook specifiek voor de aanpak van woonwagenlocaties is door deze inspectie een handreiking beschikbaar gesteld. Verder kunnen de handhavingspartners bij het bepalen van hun handhavingsstrategie gebruik maken van het convenant van de Regionale Informatie en Expertise Centra (Kamerstukken II, vergaderjaar 2011–2012, 29 911, nr. 59), dat de grondslag biedt voor het uitwisselen van informatie.
In de registratiesystemen van de politie wordt niet vastgelegd of een persoon woont op een woonwagenlocatie. Zodoende beschik ik niet over de gevraagde gegevens.
Uit navraag bij Slachtofferhulp Nederland blijkt dat aan het slachtoffer van de brand in Maastricht wel degelijk slachtofferhulp is verleend. Slachtofferhulp Nederland deelt mee dat er geen concrete aanwijzingen zijn dat het voor hun medewerkers onveilig zou zijn als zij op een woonwagenlocatie hulp zouden verlenen. In de dagelijkse praktijk bezoeken medewerkers van Slachtofferhulp Nederland met enige regelmaat cliënten die woonachtig zijn op een woonwagenlocatie.
Zie antwoord vraag 3.
Net als in andere buurten en wijken kunnen enkelen het voor velen bederven. Dat kan ook op woonwagenlocaties het geval zijn. Een handhavingsactie is erop gericht vast te stellen wie de regels overtreedt en wie niet. De verdere aanpak kan vervolgens worden gericht op de overtreders.
Ja, het doen van aangifte of een melding door woonwagenbewoners kan bijdragen aan het terugdringen van deze misstanden. In het kader van het dienstverleningsconcept van de Nationale politie wordt gewerkt aan verbetering van het aangifteproces. Een van de onderdelen hiervan is het verbeteren van de mogelijkheden om aangifte te doen. Mocht een woonwagenbewoner vrezen voor represailles van medebewoners, dan kan gemeld worden via Meld Misdaad Anoniem en bestaat de mogelijkheid om beschermd aangifte te doen op grond van de OM-handleiding Opnemen (deels) anonieme aangifte/verklaring
(Kamerstukken II, vergaderjaar 2009–2010, 28 684, nr. 283).
In het rapport «Woonwagenbewoners in Nederland 2011» dat met de eerder genoemde brief van 28 augustus 2012 aan de Tweede Kamer is gezonden, wordt aangegeven dat er lang niet op alle woonwagenlocaties sprake is van problematische situaties. De redenen dat sommige gemeenten en andere gezagsdragers niet ingrijpen bij problematische situaties zijn volgens de onderzoekers divers. Zij kennen voorbeelden waarin woonwagenbewoners hun zin hebben gekregen door intimidatie en geweldsdreiging. Andere factoren die zij noemen zijn de complexiteit van de problematiek, de kosten die ingrijpen met zich brengt, een gebrek aan kennis en contacten en de geringe omvang van de groep woonwagenbewoners.
Vrijplaatsen zijn ontoelaatbaar. Desgevraagd ondersteun ik gemeenten bij de aanpak van problematische woonwagenlocaties, opdat gemeenten hun regierol invullen en er met de relevante partners (alsnog) een handhavingsstrategie wordt opgesteld en uitgevoerd. Verder bieden de in het antwoord op vraag 2 genoemde instrumenten gemeenten een basis om tot aanpak over te gaan.
In de omschrijving die bijvoorbeeld het Van Traa-team voor de bestuurlijke aanpak van criminaliteit te Amsterdam hanteert, wordt onder vrijplaatsen begrepen: groepen of locaties waar(door) een effectief overheidsoptreden wordt belemmerd, met als gevolg dat een maatschappelijk ongewenste situatie ontstaat waar structurele fraude van wezenlijke betekenis is2. Het kan gaan om een winkelstraat, industriegebied of een clubhuis. Tegen vrijplaatsen kan worden opgetreden door met de verschillende samenwerkende partijen gebruikers van het gebied te controleren op naleving van de vigerende wet- en regelgeving. De overheid is weer zichtbaar aanwezig in het gebied en hierdoor wordt een signaal afgegeven dat negatieve ontwikkelingen in het gebied niet gewenst zijn.
Conform de Arbeidsomstandighedenwet is het de verantwoordelijkheid van werkgevers om een goed arbeidsomstandighedenbeleid te voeren. Het voorkomen van agressie en geweld is hiervan een afgeleide verplichting. Training op dat vlak is dan ook een van de acht standaard maatregelen uit het programma Veilige Publieke Taak van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Uit de monitor Agressie en geweld uit 2011 blijkt dat circa 50 % van de werknemers met een publieke taak aangeeft dat er trainingen zijn op dit gebied (Kamerstukken II, vergaderjaar 2011–2012, 28 684, nr. 327). Vanuit het expertisecentrum Veilige Publieke Taak wordt momenteel een handreiking «Voorkomen van agressie en geweld» opgesteld. Deze handreiking wordt beschikbaar gesteld aan alle werkgevers met een publieke taak. Het gaat om een stappenplan waarvan maatregelen als het in kaart brengen van risico’s, het opstellen van gedragsregels, het trainen van personeel en de samenwerking met andere organisaties deel uit maken.
Hierbij bericht ik u, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, dat de schriftelijke vragen van het lid Marcouch (PvdA) over het bericht dat gemeenten woonwagenkampen mijden (ingezonden 21 augustus 2012) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie ontvangen is. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.