Ingediend | 16 augustus 2012 |
---|---|
Beantwoord | 4 september 2012 (na 19 dagen) |
Indiener | Pieter Omtzigt (CDA) |
Beantwoord door | Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
Onderwerpen | europese zaken internationaal ouderen sociale zekerheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2012Z15120.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20112012-3358.html |
De bescherming van het Nederlandse pensioenstelsel is voor zowel het Kabinet als uw Kamer een belangrijke prioriteit. Met dit uitgangspunt in gedachten hebben wij vele malen in uw Kamer overleg gevoerd over de voornemens van de Europese Commissie met betrekking tot pensioenen. De laatste tijd was dit overleg gefocust op het in februari uitgebrachte Witboek Pensioenen. In de Kabinetsreactie hierop van 24 april 2012 heb ik meegedeeld dat de aanbevelingen in het Witboek, zoals die over het pensioenbeleid in den brede worden gedaan, in algemene zin door het Kabinet ondersteund worden. Voor veel lidstaten is het noodzakelijk dat zij het draagvlak van hun pensioenstelsels verbreden, meer mensen langer aan het werk houden en hun financiële situatie beter op orde brengen. Dit versterkt de economische groei en publieke financiën in Europa en daar heeft ook Nederland voordeel van.
Naar steeds is gebleken worden deze Europese prioriteiten breed door uw Kamer gedeeld. Dit is laatstelijk nog aangegeven tijdens een Algemeen Overleg op 27 juni 2012 in uw Kamer en ook de standpuntennotitie van uw Kamer is in lijn daarmee. Uw Kamer geeft in de standpuntennotitie aan een aantal voorstellen uit het Witboek Pensioenen passend te vinden. Allereerst omdat deze zich richten op de houdbaarheid van de arbeidsmarkt en het pensioenstelsel. En daarnaast omdat ze sturen op bescherming van opgebouwde rechten van werknemers en het gemakkelijk verkrijgen van overzicht van alle opgebouwde rechten.
Waar het Kabinet en uw Kamer het ook volledig over eens zijn, zijn onze grote zorgen over de voorgenomen herziening IORP-Richtlijn. Het onder één toezichtsregime brengen van verzekeraars en pensioenfondsen, zou leiden tot een sterke kostenstijging voor de pensioenfondsen. Pensioenfondsen leveren een ander pensioenproduct dan verzekeraars. Verzekeraars komen met hun cliënten een vaste premie en een vaste uitkering overeen. Pensioenfondsen beheren zo goed mogelijk de premies die werkgevers en werknemers betalen en keren vervolgens een zo goed mogelijk pensioen uit. Pensioenfondsen hebben daarbij de mogelijkheid de premies aan te passen en indien nodig te korten op de indexatie en/of de uitkeringen. Wanneer pensioenfondsen onnodig hoge buffers moeten aanhouden om te voldoen aan de hogere zekerheidseisen voor verzekeraars, dan zullen deze buffers met circa 80 miljard Euro moeten toenemen. Zeker waar verzekeraars en pensioenfondsen wezenlijk verschillende producten leveren, is er geen enkele reden om tot een dergelijke gelijkstelling over te gaan.
In de Kabinetsreactie op het Witboek Pensioenen heb ik aangegeven dat het grote belang dat Nederland heeft bij de herziening van de IORP-richtlijn vanzelfsprekend een substantiële inzet in Brussel vergt. Daarom is al vanaf de eerste signalen in 2009 dat de Commissie bezig was met de voorbereiding van de herziening van de IORP-Richtlijn, vanuit Nederland gecoördineerd actie ondernomen. Zo is door mijn voorganger al vanaf het begin in 2009 duidelijk aan Brussel aangegeven dat wij het niet eens zijn met de voorgenomen plannen voor een herziene IORP-Richtlijn. Dit is onder andere kenbaar gemaakt in de Kabinetsreactie op het Groenboek Pensioenen van 11 oktober 2010. Centraal bij alle activiteiten richting Brussel staat steeds te voorkomen dat Nederland door herziening van de IORP-Richtlijn schade zou kunnen ondervinden. Vanuit SZW wordt het optreden richting Brussel van de verschillende Nederlandse actoren in het pensioendebat, zoals DNB en de pensioensector, op elkaar afgestemd. Deze gecoördineerde acties worden thans onverminderd doorgezet.
Ook ikzelf zet mij, als politiek verantwoordelijke voor het Nederlandse pensioenstelsel, op allerlei manieren en langs diverse wegen in om de aandacht te vestigen op de negatieve gevolgen voor Nederland van de voorgenomen IORP-herziening. Mijn uitspraken in Elsevier sluiten daar logischerwijs op aan.
Zie antwoord vraag 1.
Zie antwoord vraag 1.
Zoals ik in het Elsevier interview heb aangegeven, zijn mijn inspanningen richting Europa in de eerste plaats gericht op het bereiken van overeenstemming met de Europese Commissie, zodat de Commissie afziet van een IORP-herziening die schadelijke effecten heeft voor het Nederlandse pensioenstelsel. Daartoe vinden frequente contacten plaats met de Commissie die in het licht van de effectieve beïnvloedingsstrategie nauwkeurig worden gekozen.
Daarbij werk ik nauw samen met aantal andere lidstaten (Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Ierland) die ook grote bezwaren hebben tegen de voorgenomen herziening. We hebben al gezamenlijk actie ondernomen richting de Commissie en zullen dat – op daarvoor geëigende tijdstippen – de komende tijd blijven doen. De vier landen vormen echter geen blokkerende minderheid.
Een aantal lidstaten is zich aan het beraden op hun standpunt, andere landen wachten eerst het Commissievoorstel af. Ook met diverse van deze andere lidstaten onderhoud ik nauwe contacten over dit onderwerp, zij zijn op de hoogte van de Nederlandse zorgen en bezwaren bij een herziene IORP-Richtlijn. Dit biedt een goede basis om in een later stadium, indien nodig, te werken aan het bereiken van een blokkerende minderheid.
Zie antwoord vraag 4.