Ingediend | 30 juli 2012 |
---|---|
Beantwoord | 13 augustus 2012 (na 14 dagen) |
Indieners | Geert Wilders (PVV), Karen Gerbrands (PVV) |
Beantwoord door | Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
Onderwerpen | geneesmiddelen en medische hulpmiddelen verzekeringen zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2012Z14784.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20112012-3142.html |
Het CVZ heeft nog geen advies uitgebracht. Het betreft een concept dat, na inspraak van veldpartijen, besproken zal worden in de Adviescommissie Pakket (ACP) van het CVZ. Ik wil niet vooruitlopen op de uitkomst van dit proces. Het is overigens één van de taken van het CVZ om advies uit te brengen over het opnemen of behouden van geneesmiddelen in de aanspraken op grond van de Zorgverzekeringswet. Het CVZ doet dat mede op basis van gegevens over de kosteneffectiviteit van die geneesmiddelen. Zie ook het antwoord op de vragen 3 en 4.
Zie antwoord vraag 1.
Om als weesgeneesmiddel aangemerkt te worden hebben de lidstaten van de Europese Gemeenschap in het jaar 2000 een bovengrens voor het aantal patiënten vastgesteld: een prevalentie van niet meer dan vijf per 10 000 burgers in de EG per afzonderlijke – en ernstige – ziekte (Verordening (EG)141/2000). In Nederland betekent dat maximaal ongeveer 8 000 patiënten per afzonderlijke zeldzame ziekte. In het overgrote deel van de zeldzame ziekten is de prevalentie overigens vele malen lager en gaat het meestal om enkele tientallen of een paar honderd patiënten. Het vaststellen van deze bovengrens heeft de volgende reden. Het was gebleken dat voor veel zeldzame ziekten er geen of onvoldoende geneesmiddelen beschikbaar waren. Een belangrijke reden hiervoor is de zeer geringe marktomvang die niet of nauwelijks opweegt tegen de kosten van ontwikkeling. Teneinde de ontwikkeling van geneesmiddelen voor zeldzame ziekten toch van de grond te krijgen is de genoemde Verordening ontworpen in de EG. Een geneesmiddel dat ontwikkeld is voor de behandeling van een zeldzame ziekte krijgt een tien jaar durende marktexclusiviteit , dat wil zeggen er worden in deze periode geen vergelijkbare geneesmiddelen toegelaten tot de markt. Het was hiervoor wel nodig een bovengrens van prevalentie aan te geven. Deze bovengrens is ruim genomen.
Zie antwoord vraag 3.
De therapeutische waarde van een geneesmiddel is leidend bij de vraag of een nieuw geneesmiddel opgenomen dient te worden in het basispakket of er in moet blijven. Bij het bepalen van de therapeutische waarde wordt vergeleken met de zogenaamde standaardtherapie. Naast de therapeutische waarde speelt ook de (kosten)effectiviteit een rol bij de afweging. Gegevens over kosteneffectiviteit van een geneesmiddel zijn belangrijk om een beeld te kunnen krijgen van wat een redelijke prijs zou kunnen zijn van een geneesmiddel. Uiteindelijk is het mijn streven dat er redelijke prijzen betaald worden voor geneesmiddelen.
Er is wat betreft de kosten of kosteneffectiviteit geen grens aan te geven.
Zie antwoord vraag 5.
Het CVZ adviseert mij over de samenstelling van het basispakket. De uiteindelijke beslissing ligt bij mij en is daarmee het primaat van de politiek.
Voor zover de vragenstellers doelen op de achterstand die aan het eind van 2011 is ontstaan bij het beoordelen van een groot aantal aanvragen op grond van de beleidsregels Dure geneesmiddelen en Weesgeneesmiddelen, kan ik mededelen dat dit probleem reeds is opgelost.
Zie mijn antwoord op de vragen 1 en 2.