Ingediend | 26 juli 2012 |
---|---|
Beantwoord | 21 augustus 2012 (na 26 dagen) |
Indiener | Marieke van der Werf (CDA) |
Beantwoord door | Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
Onderwerpen | landbouw natuur en milieu organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2012Z14747.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20112012-3230.html |
Ja.
Op basis van de subsidiegegevens is te herleiden hoeveel duurzame energie er wordt geproduceerd. In totaal heeft Agentschap NL 82 MEP-vergisters in beheer en 40 OVMEP-vergisters. Op dit moment zijn er 9 MEP-vergisters die niet produceren. Alle 40 OVMEP-vergisters produceren wel. Van de installaties die produceren draait 60% meer dan 5 000 vollasturen, 27% draait meer dan 7 000 vollasturen. Het beeld dat tweederde van de vergisters stil zou staan, spoort niet met deze cijfers.
Nee, daar ben ik het niet mee eens. De MEP en de SDE(+) hebben een verschillende systematiek. Installaties met een MEP-beschikking krijgen een vast subsidiebedrag. Installaties met een SDE(+) beschikking krijgen een bedrag dat meebeweegt met de energieprijzen. Als de elektriciteitsprijs hoog is, is de MEP gunstiger. Bij een lagere elektriciteitsprijs is de SDE(+) gunstiger. In de eerste jaren van de MEP was de elektriciteitsprijs hoog en hebben de producenten daarvan kunnen profiteren. Nu is de elektriciteitsprijs wat lager en is de MEP dus minder ruim. De elektriciteitsprijs laat momenteel alweer een stijging zien, dus wordt de MEP mogelijk in de toekomst weer gunstiger. Er kan dus niet gezegd worden dat de MEP over de hele looptijd minder gunstig is dan de SDE(+).
Wat betreft exploitatierisico’s geldt dat ondernemers een risico-inschatting mee kunnen nemen in het afwegen van hun business case. Op het moment dat een ondernemer een investeringsbeslissing neemt weet hij immers wat voor installatie hij gaat neerzetten, wat het rendement daarvan is, dat er nog weinig ervaring mee is en de risico’s dus hoog zijn. Uiteraard kan die inschatting op enig moment anders uitvallen.
Ik verwacht van iedere ondernemer die gaat investeren (met of zonder subsidie) dat hij een inschatting maakt van risico’s, zoals prijsfluctuaties en eventuele aanloopproblemen, en deze verwerkt in de business case. Deze risico’s horen inderdaad bij het ondernemersrisico.
In de SDE+ heb ik een subsidiecategorie opengesteld voor warmte-uitkoppeling bij bestaande installaties. Zoals de naam al zegt, dekt dit inderdaad alleen de onrendabele top van de warmte-uitkoppeling. Deze extra categorie biedt echter wel de mogelijkheid om meer te verdienen met dezelfde installatie. In het advies van ECN en KEMA waarin u refereert staat namelijk ook:
«Een drietal kostenaspecten kan echter wel enige soelaas bieden:
In verband met Europese staatsteunregels en de huidige goedkeuring van de Europese Commissie kan ik bovendien geen extra subsidie geven om de rentabiliteit van de installaties te verbeteren. Dat zou ongeoorloofde staatsteun zijn.
De SDE+ is gericht op het zo kosteneffectief mogelijk produceren van duurzame energie. Warmtebenutting van bestaande installaties past daar heel goed in. Een waarborgfonds zou de producenten niet helpen. Een waarborgfonds neemt, in tegenstelling tot de SDE+, de onrendabele top niet weg en leidt zodoende niet tot extra warmtebenutting. Bovendien is het benutten van warmte bij een bestaande installatie niet risicovol en is een waarborgfonds dus geen passend instrument. Een innovatiesubsidie is tevens niet geschikt, omdat het benutten van warmte bij een bestaande installatie niet innovatief is. Hier geldt ook dat een innovatiesubsidie de onrendabele top niet volledig mag afdekken en dus niet leidt tot extra warmteproductie.
Ik heb reeds uitgebreid overleg met de brancheorganisaties gevoerd en een reeks aan maatregelen getroffen om de situatie van de MEP-vergisters te verbeteren:
Wat betreft de suggesties die u noemt:
Nu is het aan de sector om deze kansen te benutten door bijvoorbeeld slim collectief biomassa in te kopen, aansluiting te zoeken bij warmtebehoefte in de buurt en opnieuw subsidie aan te vragen als de MEP-subsidie afloopt.
Zie antwoord vraag 7.