Ingediend | 16 juli 2012 |
---|---|
Beantwoord | 14 september 2012 (na 60 dagen) |
Indieners | Janneke Snijder-Hazelhoff (VVD), Ger Koopmans (CDA), Agnes Wolbert (PvdA) |
Beantwoord door | Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA), Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
Onderwerpen | landbouw planten |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2012Z14537.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20112012-3468.html |
De teelt van sierkolen valt in Nederland onder de gewasgroep bloemisterijgewassen. De beoordeling van een toelatingsaanvraag voor vollegrondsgroente (zoals consumptiekolen) wijkt deels af van die van bloemisterijgewassen (waaronder sierkolen). In het algemeen kan de blootstelling van de werknemer aan gewasbeschermingsmiddelen in bloemisterijgewassen hoger zijn dan bij vollegrondsgroente: werknemers voeren meer handelingen uit in siergewassen, zoals snijden, sorteren, opbossen e.d. dan bij vollegrondsgroenten. Om voor zowel consumptie- als sierkolen een toelating te verkrijgen moet ook voor beide een aanvraag worden gedaan. Een aanvraag voor een middel voor uitsluitend toepassing op consumptiekool, kan dan ook alleen voor dat doel toegelaten worden, en niet tevens voor sierkool.
In Nederland zijn ook enkele middelen toegelaten voor toepassing in beide gewasgroepen. Er zijn 8 middelen (5 fungiciden en 3 insecticiden) toegelaten in zowel de teelt van bloemisterijgewassen (waaronder sierkolen) als van consumptiekolen. Er zijn op dit moment enkele uitbreidingsaanvragen voor bloemisterijgewassen, waaronder ook de sierkolen vallen, in behandeling bij het Ctgb.
Ja, het klopt dat één van de oplossingen kán zijn dat een uitbreidingsaanvraag van de hoofdtoelating wordt aangevraagd. Uitbreidingsaanvragen voor kleine toepassingen of kleine teelten (zoals sierkolen) kunnen via een vereenvoudigde procedure door het Ctgb beoordeeld worden (zie Kamerstuk 27 858, nr. 104, van 13 maart 2012).
Er zijn wel degelijk toelatingsaanvragen voor toepassingen in kleine gewassen (zie ook mijn antwoord bij vraag 1). Deze worden via een vereenvoudigde toelatingsprocedure voor kleine toepassingen beoordeeld. In mijn brief van 7 mei 2012 (Kamerstuk 27 858, nr. 108) heb ik de voortgang bij de kleine toepassingen weergegeven. Het Ctgb heeft gemeld dat er geen achterstand meer is bij de beoordeling van kleine toepassingen.
De huidige areaalgrenzen betekenen inderdaad dat sommige teelten niet als klein kunnen worden gezien. Sierkolen worden echter in Nederland wel degelijk gezien als een kleine teelt.
Sierteelt of bloemisterijgewassen zijn als gewasgroep veelal kleine teelten in de omringende lidstaten, maar in Nederland zijn dit grote teelten. Binnen de gewasgroep sierteelt- of bloemisterijgewassen kunnen individuele gewassen wel een kleine teelt zijn (zoals bij sierkool het geval is).
Uit een begin dit jaar gehouden enquête blijkt dat lidstaten verschillend omgaan met kleine toepassingen.
In vrijwel alle landen zijn akkerbouwgewassen en enkele fruit- en groentegewassen een grote teelt. Voor de overige gewassen zijn er verschillen tussen de lidstaten als het gaat om de beoordeling of een teelt groot of klein is. Hiervoor worden per lidstaat verschillende criteria gehanteerd. Zo zijn diverse consumptiekolen (bloemkool, spruitkool, broccoli), ijsbergsla en spinazie in Nederland een grote teelt, terwijl deze gewassen in de ons omringende landen (Verenigd Koninkrijk, Duitsland, België) een kleine teelt zijn. Dit geldt ook voor bijvoorbeeld bessen en waspeen.
Verordening 1107/2009 biedt hiervoor ook de ruimte, omdat de Verordening geen kwantitatieve grenzen heeft aangegeven voor de omvang van kleine en grote teelten.
Voor bepaalde toepassingen hebben toelatinghouders maar beperkt economisch belang. Om te garanderen dat de diversificatie van de land- en tuinbouw niet in gevaar wordt gebracht door een onvoldoende beschikbaarheid van gewasbeschermingsmiddelen, moeten voor kleine toepassingen specifieke regels worden vastgesteld. Het Ctgb is hiervoor de uitvoerende instantie. Samen met mijn collega van IenM heb ik mede naar aanleiding van de resultaten van dit onderzoek in andere lidstaten geconcludeerd dat het voor een effectiever middelenpakket voor de kleine teelten in Nederland en voor het bereiken van een gelijker Europees speelveld-gewenst is om in de definitie van kleine toepassingen die het Ctgb hanteert de areaalgrootte te verruimen. Dit betekent een verruiming naar 5 000 ha voor open teelten en naar 1 000 ha voor bedekte teelten. Ik zal het Ctgb verzoeken conform het bovenstaande te handelen. Daarnaast worden in EU-verband de mogelijkheden voor een «richtsnoer kleine toepassingen» onderzocht met als doel verdere harmonisering.
Voor de kleine toepassingen is in de recente wijziging van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden als overgangsmaatregel opgenomen dat bij een hoofdtoelating die voor 14 juni 2011 is verleend, een uitbreidingsaanvraag wordt beoordeeld op basis van de destijds geldende criteria.
Zie antwoord vraag 1.