Ingediend | 20 juni 2012 |
---|---|
Beantwoord | 28 juni 2012 (na 8 dagen) |
Indiener | Tofik Dibi (GL) |
Beantwoord door | Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
Onderwerpen | cultuur en recreatie media openbare orde en veiligheid organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2012Z12473.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20112012-2896.html |
Het bericht is bekend. Over de juistheid, dan wel de onjuistheid van het bericht kan ik in het openbaar geen mededelingen doen.
De AIVD heeft onder meer tot taak om onderzoek te doen naar dreigingen tegen de nationale veiligheid. Op grond van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 (Wiv 2002) mag de dienst zich bij de uitvoering van zijn taak, dan wel ter ondersteuning van een goede taakuitvoering, tot elke persoon wenden die geacht wordt de benodigde gegevens te kunnen verstrekken. In alle gevallen geldt dat aan de benadering van een persoon een zorgvuldig afwegingsproces voorafgaat. Daartoe bestaan inderdaad specifieke instructies binnen de AIVD.
Ik acht het in het belang van de nationale veiligheid om op voorhand geen personen of beroepsgroepen, zoals de journalistieke beroepsgroep, van bepaalde activiteiten van de AIVD uit te sluiten. Het uitsluiten van bepaalde personen vindt ook geen steun in de Wiv 2002. Integendeel, het zou de taakuitvoering van de AIVD, zoals neergelegd in de Wiv 2002, ernstig (kunnen) belemmeren. Als iemand bijvoorbeeld over informatie beschikt die betrekking heeft op een terroristische dreiging, moet het voor de AIVD in het belang van de bescherming van de nationale veiligheid mogelijk zijn om een beroep op betrokkene te kunnen doen, ook in het geval het een journalist betreft. En omgekeerd moet een journalist die over dergelijke informatie beschikt zich vrij kunnen voelen om dergelijke informatie aan de AIVD te verstrekken.
Overigens besluiten personen die door de AIVD worden benaderd om als informant of agent voor de AIVD te gaan werken daartoe op vrijwillige basis. Het is aan de betrokken persoon zelf om een afweging te maken of die medewerking kan worden verleend, waarbij betrokkene de voor hem of haar relevante aspecten kan meewegen.
Er kan in het openbaar niet specifiek op deze vraag worden ingegaan. Wel geldt in het algemeen, zoals hiervoor gesteld, dat aan de benadering van een persoon een zorgvuldig afwegingsproces voorafgaat.
Zie antwoord vraag 2.
Ja.