Ingediend | 30 maart 2012 |
---|---|
Beantwoord | 25 april 2012 (na 26 dagen) |
Indieners | Ahmed Marcouch (PvdA), Myrthe Hilkens (PvdA) |
Beantwoord door | Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Leers |
Onderwerpen | criminaliteit migratie en integratie openbare orde en veiligheid organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2012Z06576.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20112012-2327.html |
Ja.
Het korps Amsterdam-Amstelland heeft in reactie op de betreffende column aangegeven dat de daarin vermelde gegevens over aantallen verdachten niet accuraat zijn. Het korps herkent wel de trend van een toename van criminaliteit gepleegd door personen afkomstig uit Oost-Europa. De politie heeft onlangs een analyse gemaakt van de problematiek, die nog besproken moet worden in de lokale driehoek.
Wij hebben uw Kamer op 26 maart 2012 een brief gestuurd over mobiele bendes uit Midden- en Oost-Europa (Kamerstukken II, 2011–2012, 29 911, nr. 64). Daarmee hebben wij uw Kamer cijfers verschaft die op landelijk niveau zijn verzameld over aantallen veroordeelden en zaken waarbij sprake was van een verdachte of veroordeelde met een Oost-Europese nationaliteit. Wij beschikken niet over gegevens specifiek voor de situatie in de tien grootste steden.
Wij beschikken momenteel niet over betrouwbare gegevens om deze vraag mee te beantwoorden. Door de Task Force VRIS (Vreemdelingen in de Strafrechtsketen) worden momenteel, in samenwerking met de relevante ketenpartners, verbeteringen op het terrein van registratie en dossieroverdracht aangebracht zodat, naar verwachting eind van dit jaar, deze gegevens wel beschikbaar zijn.
Van een vreemdeling die rechtmatig in Nederland verblijft en is veroordeeld voor een misdrijf kan het verblijf worden beëindigd. Dit gebeurt aan de hand van de «glijdende schaal» van artikel 3.86 van het Vreemdelingenbesluit 2000. Een voorstel tot aanscherping van de glijdende schaal is op 21 maart jongstleden in het AO over Opvang en Asiel door de Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel met uw Kamer besproken. De aangescherpte glijdende schaal treedt in juli 2012 in werking.
Vreemdelingen (niet zijnde EU-burgers) krijgen, sinds de wet ter implementatie van de Terugkeerrichtlijn op 31 december 2011 inwerking is getreden, een inreisverbod opgelegd als zij een gevaar vormt voor de openbare orde of de nationale veiligheid. EU-burgers (en derdelanders die niet in Nederland verblijven) kunnen op basis van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000 ongewenst worden verklaard. In beide gevallen betekent dit dat de vreemdeling of EU-burger niet meer in Nederland mag verblijven. Doet hij dat wel, dan is hij strafbaar op grond van artikel 197 Sr.
Verblijfsbeëindiging en het opleggen van een inreisverbod of een ongewenstverklaring zijn adequate bestuursrechtelijke instrumenten om criminaliteit onder vreemdelingen terug te dringen.
Ja, die mening deel ik. Daarom blijft in het vreemdelingentoezicht de prioriteit voor de aanpak van criminele en overlastgevende vreemdelingen onverkort van kracht, ook zonder kwantitatieve doelstelling. Deze constatering neemt niet weg dat ook illegaliteit leidt tot belasting van de samenleving in die zin dat veel illegalen bijvoorbeeld slecht gehuisvest zijn en onder slechte arbeidsomstandigheden werken (Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum, Illegaal verblijf in Nederland, 2008). Ook verkeren illegaal verblijvende vreemdelingen vaak in een kwetsbare positie. Daarom is de aanpak van illegaal verblijf in Nederland een van de speerpunten van het kabinetsbeleid en is de Resultaatafspraak Intensivering Vreemdelingentoezicht 2012–2014 gemaakt. Een consequente aanpak van illegaal verblijf is essentieel voor het draagvlak voor het immigratie- en asielbeleid.
Naast en in aanvulling op de lokale en regionale aanpak van mobiele bendes uit Midden- en Oost-Europa heeft het kabinet initiatieven genomen op landelijk en internationaal niveau. De maatregelen die op de verschillende verantwoordelijkheidsniveaus zijn genomen zijn toegelicht in de eerdergenoemde brief van 26 maart 2012.
De aanpak van deze rondtrekkende bendes vergt niet zozeer specifieke expertise als wel een slimme en gerichte inzet van de bestaande capaciteit. Die inzet is toegesneden op de dominante kenmerken van deze criminaliteit en het feit dat de daders vreemdelingen zijn. Ook dit hebben wij uiteengezet in onze brief van 26 maart 2012.
Wij verwijzen verder naar onze antwoorden op de schriftelijke vragen van de leden Voordewind, Recourt, Dibi, Schouw en Gesthuizen van uw Kamer over de Resultaatafspraak Intensivering Vreemdelingentoezicht 2012–2014 (Kamerstukken II, 2011–2012, Aanhangsel Handelingen, nr. 2007).
Zie antwoord vraag 8.