Ingediend | 12 maart 2012 |
---|---|
Beantwoord | 23 april 2012 (na 42 dagen) |
Indiener | Tofik Dibi (GL) |
Beantwoord door | Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | cultuur en recreatie media openbare orde en veiligheid organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2012Z04876.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20112012-2293.html |
Ja. De journalist is op 7 maart aangehouden tijdens een oefening op de Oosterscheldekering. De aanhouding vond plaats binnen de context van de oefening. Door verwarring werd de journalist aangezien voor een acteur betrokken bij de oefening. De journalist was op dat moment niet als zodanig herkenbaar als gevolg van het niet zichtbaar dragen van zijn perskaart en het ontbreken van een gekleurd hesje. Nadat duidelijk was dat het een journalist betrof mocht hij vertrekken. De dag na het incident heeft een gesprek tussen de journalist en afgevaardigden van politie en defensie plaatsgevonden. Hierin is uitgesproken dat politie en defensie de gang van zaken rond het aanhouden van de journalist betreuren.
Tevens wordt de oefening en het incident geëvalueerd, zodat herhaling van een dergelijk incident in de toekomst voorkomen kan worden.
Journalisten kunnen vrijelijk verslag doen van gebeurtenissen met nieuwswaarde.
Vrije nieuwsgaring ontslaat degenen die daarin hun professie vinden (fotografen, journalisten enz.) echter niet van de verplichting om zich te houden aan ter plaatse geldende (wettelijke) voorschriften. Daarnaast kunnen factoren als bijvoorbeeld het gedrag van de betrokken journalist omstandigheden creëren op basis waarvan een opsporingsambtenaar een interventie kan plegen.
Zie antwoord vraag 2.
Omgang tussen journalisten en agenten hoort professioneel van aard te zijn. Zowel agenten als journalisten werken binnen de regelgeving en werken binnen die regelgeving professioneel met elkaar. In beginsel moet het voor iedere journalist mogelijk zijn om journalistiek werk te doen. Echter de wijze waarop dit hier is gebeurd – niet als journalist herkenbaar zijn – in relatie tot de gebeurtenis waarvan verslag gedaan wordt – oefening van politie en defensie – kunnen omstandigheden creëren op basis waarvan misverstanden kunnen ontstaan. In dit specifieke geval werd de journalist aangezien voor een bij de oefening betrokken acteur en heeft de opsporingsambtenaar aan de journalist vragen gesteld over zijn identiteit.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het lid Dibi (GroenLinks) van uw Kamer aan de Minister van Veiligheid en Justitie over de aanhouding van een verslaggever van Omroep Zeeland (ingezonden 12 maart 2012) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.