Ingediend | 5 januari 2012 |
---|---|
Beantwoord | 1 februari 2012 (na 27 dagen) |
Indiener | Henk van Gerven |
Beantwoord door | Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
Onderwerpen | gezondheidsrisico's zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2012Z00067.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20112012-1362.html |
Zoals ik tijdens de mondelinge vragen op 25 oktober 2011 over de contacten van VWS met de tabaksindustrie heb aangegeven, ben ik van mening dat VWS-ambtenaren zich breed in de samenleving moeten oriënteren en contacten moeten onderhouden met tal van maatschappelijke partijen die geraakt worden door VWS-beleid c.q. daar een bijdrage aan kunnen leveren. Dat is niet alleen nodig voor de oordeelsvorming op het departement maar ook een kwestie van fatsoen ten opzichte van partijen van wie belangen geraakt kunnen worden door voorgenomen beleid. In dat kader heeft directeur-generaal Volksgezondheid Huijts na zijn aantreden in maart 2009 vele tientallen kennismakingsgesprekken gevoerd met organisaties die op een of andere wijze werkzaam zijn op het beleidsterrein waarvoor hij binnen het departement verantwoordelijk is. Dat betreft in hoofdzaak organisaties uit de wereld van publieke gezondheid, gezondheidszorg, sportsector en overheden, maar vanzelfsprekend ook uit het bedrijfsleven waaronder de Vereniging Nederlandse Kerftabakindustrie (VNK) en de Stichting Sigarettenindustrie (SSI). De heer Huijts heeft bij de kennismaking met de VNK en SSI aangegeven dat hij geen vast periodiek overleg met de sector zou voeren, maar dat als er zwaarwegende onderwerpen aan de orde zijn hij bereid is daar overleg over aan te gaan en anderzijds ook van de sector verwacht dat zij problemen die zij ervaren met voorgenomen beleid van VWS eerst aan hem en zijn medewerkers kenbaar maken alvorens daarmee naar buiten te treden. Dat en niet meer dan dat is wat in de brief van de VNK de «handreiking» wordt genoemd. De vervolgacties zijn dat Huijts in de jaren 2009–2011 na het genoemde kennismakingsgesprek in totaal nog drie maal overleg heeft gevoerd met vertegenwoordigers van de tabaksindustrie. Op medewerkersniveau vindt regelmatiger overleg plaats.
Ik was niet op de hoogte van deze specifieke afspraak, en dat hoeft ook niet want hij past in de beleidslijn zoals ik bij vraag 1 heb aangegeven.
Zoals aangegeven bij vraag 1 onderhouden de heer Huijts en zijn medewerkers namens mij contacten met zeer vele relevante organisaties uit de wereld van publieke gezondheid, gezondheidszorg, sport, overheden en bedrijfsleven, dus vanzelfsprekend ook met Stivoro en KWF. Voor al deze organisaties hanteert de heer Huijts dezelfde «spelregels» zoals bij vraag 1 beschreven. Regulier contact vindt plaats met zijn medewerkers, en in wanneer gewenst en noodzakelijk gaat hij persoonlijk overleg met deze organisaties aan. Overigens zijn deze contacten tussen o.a. KWF en Stivoro met VWS veel veelvuldiger dan met de tabaksindustrie.
In de periode voor oktober 2010 hebben naast het eerder genoemde kennismakingsgesprek twee inhoudelijke gesprekken plaats gevonden tussen de tabaksindustrie en de heer Huijts en medewerkers. Daarbij werden in beide gevallen voor de industrie relevante thema’s besproken die op dat moment aan de orde waren in internationale gremia zoals de EU en het WHO-Kaderverdrag, met name de onderwerpen additieven en plain packaging. De industrie heeft daarover tijdens het gesprek hun opvattingen kenbaar gemaakt.
Zie antwoord vraag 4.
Het ministerie van VWS heeft in antwoord op eerdere Kamervragen van 1 december 2011 een overzicht verstrekt van de contacten die het ministerie sinds het aantreden van het huidige kabinet heeft gehad met de industrie. Recent is daar nog een kennismakingsgesprek op DG-niveau bijgekomen in verband met een directeurswisseling aan de zijde van de VNK.
Directie Topsectoren en Industriebeleid is vanuit EL&I het eerste aanspreekpunt voor de topsectoren en het Nederlandse bedrijfsleven in brede zin. EL&I onderhoudt primair vanuit deze directie contacten met de tabaksindustrie, op medewerkers- of MT-niveau. Sinds 1 januari 2010 hebben geen contacten op directeurs- of DG-niveau plaatsgevonden.
Sinds 1 januari 2010 hebben er kennismakingsgesprekken plaatsgevonden met Phillip Morris International (PMI), de Stichting Sigarettenindustrie (SSI), de Nederlandse Vereniging voor de Sigarenindustrie (NVS), de Vereniging Nederlandse Kerftabakindustrie (VNK) en VNO-NCW, vanwege wijzigingen in de contactpersonen aan beide kanten.
Daarnaast heeft EL&I in oktober 2010 een overleg gevoerd met deze vijf organisaties samen. Daarbij hebben de branches ontwikkelingen in het (internationale) tabaksbeleid aan de orde gesteld, waaronder het WHO Kaderverdrag, de herziening van de tabaksproductenrichtlijn en de illegale handel in tabaksproducten.
In februari 2011 heeft een overleg plaatsgevonden met SSI, VNK en VNO-NCW over de invoering van de zelfdovende sigaret.
In juni 2011 heeft EL&I deelgenomen aan het werkbezoek van de VNK aan de kerftabakfabrikant Biggelaar Tabak te Roosendaal.
EL&I heeft in de genoemde periode zo’n vijf tot tien brieven ontvangen van de industrie. Deze brieven gingen onder andere in op bovengenoemde ontwikkelingen in het (internationale) tabaksbeleid, functiewisselingen bij de industrie en reacties van de industrie op EU- en WTO notificaties met betrekking tot voorgenomen regelgeving in andere landen.
Een enkele keer per maand is er telefonisch of via de mail contact met de industrie, meestal op initiatief van de industrie zelf. De afgelopen maanden had dit contact voornamelijk betrekking op reacties van de industrie ten aanzien van EU- en WTO-notificaties.
Zie antwoord vraag 6.
Tijdens het mondelinge vragenuur van 25 oktober 2011 heb ik aangegeven dat in de richtlijnen van de WHO over dit onderwerp staat dat wij transparant moeten zijn over contacten met de industrie. Die richtlijnen volg ik.
Naar aanleiding van een Wob-verzoek van Trouw heeft het ministerie van EL&I alle contacten met de tabaksindustrie in de periode 2000 – juni 2011 openbaar gemaakt. Er is in 2011 geen sprake van een brief van de Minister van EL&I aan VNO-NCW met deze boodschap. Wel heeft EL&I in 2011 langs deze lijn contact gehad met VNO-NCW, naar aanleiding van een vraag over de betrokkenheid van EL&I bij de tabakswetgeving.
De industrie heeft in de genoemde periode een aantal keer op EU of WTO notificaties gereageerd. Indien de opmerkingen van het Nederlandse bedrijfsleven daar aanleiding toe gaven, zijn medewerkers van het ministerie van EL&I met medewerkers van VWS in overleg getreden om een eventuele Nederlandse reactie te bepalen.4
Het moge duidelijk zijn dat ik van mening ben dat ik een weloverwogen rookbeleid voer waarin bescherming van de volksgezondheid en ontmoediging van tabaksgebruik goed in balans is met het belang van individuele verantwoordelijkheid en keuzevrijheid. Ik ben mij er van bewust dat anderen en dus ook voormalige bewindspersonen van VWS daar anders over kunnen denken. Ik laat de kwalificaties die zij daarbij gebruiken voor hun rekening.
Zie antwoord vraag 11.
Zie antwoord vraag 11.
Zie antwoord vraag 11.
Zie antwoord vraag 8.
De vragen van het Kamerlid Van Gerven (SP) over de tabakslobby die meespreekt in Den Haag (2012Z00067) kunnen tot mijn spijt niet binnen de gebruikelijke termijn worden beantwoord. De reden van het uitstel is dat voor interdepartementale afstemming meer tijd nodig is dan voorzien. Ik zal u zo spoedig mogelijk de antwoorden op de kamervragen doen toekomen.