Ingediend | 6 december 2011 |
---|---|
Beantwoord | 21 december 2011 (na 15 dagen) |
Indiener | Nine Kooiman |
Beantwoord door | Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
Onderwerpen | basisonderwijs onderwijs en wetenschap organisatie en beleid voortgezet onderwijs zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2011Z25260.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20112012-973.html |
Voor het antwoord verwijs ik naar het antwoord op vraag 1 van het lid Arib (2011Z25258).
Ik ga er vanuit dat gemeenten hun wettelijke taken, zoals vastgelegd in de Wet publieke gezondheid, uitvoeren. Dat geldt ook bij het bestrijden van seksueel overdraagbare aandoeningen. Voor een aantal uitvoeringstaken is expliciet in de wet vastgelegd hoe ze moeten worden uitgevoerd; bij gezondheidsbevorderende taken hebben gemeenten meer beleidsvrijheid. Zij moeten daarvoor zelf de financiële middelen inzetten vanuit het Gemeentefonds. Dit is onderdeel van de gemeentelijke begroting die door de gemeenteraad wordt goedgekeurd. Ik heb daarop geen zicht en invloed. Zie ook het antwoord op vraag 4 van het lid Arib (2011Z25258).
In het landelijke beleid is geen sprake van het schrappen van de seksuele voorlichting voor jongeren. Jongeren zijn juist een prioriteit van het huidige kabinet. De seksuele gezondheid in Nederland wordt continu gemonitord. Zie ook het antwoord op vragen 3 en 7 van het lid Arib (2011Z25258).
Voor het antwoord verwijs ik naar het antwoord op vragen 1 en 4 van het lid Arib (2011Z25258).
Voor het antwoord verwijs ik naar het antwoord op vragen 2 en 3 van het lid Arib (2011Z25258).
Zie bovenstaand antwoord op vraag 3 en het antwoord op vraag 3 van het lid Arib (2011Z25258).
Voor het antwoord verwijs ik naar het antwoord op vraag 2 van het lid Arib (2011Z25258).
Ook het kabinet constateert in de landelijke nota gezondheid «Gezondheid dichtbij» dat goede gezondheid op vele fronten loont. Gezonde mensen kunnen beter voor zichzelf zorgen, leven prettiger, kunnen vaker deelnemen aan het arbeidsproces of op andere manieren participeren in de maatschappij en doen minder een beroep op zorg of ondersteuning.
Er komt steeds meer inzicht in de (maatschappelijke) baten van gezondheid en preventie. Dit vormt een prikkel voor vele partijen, zoals scholen, het bedrijfsleven, zorgverzekeraars en de overheid, om te investeren in preventie. Natuurlijk moet het dan wel om kosteneffectieve interventies gaan. Dat gezamenlijk belang maakt gezamenlijk investeren interessant. Gemeenten en het rijk gaan dan ook steeds meer samenwerken met andere parijen in zogenaamde Publiek-private samenwerkingsverbanden.
Het kabinet investeert meer geld in preventie dan de voorgaande kabinetten.
Ik deel die mening niet. Geoormerkt geld past niet bij decentralisatie. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het uitvoeren van deze taken. Zij moeten, binnen de kaders van de Wet, de ruimte krijgen om de uitvoering te laten aansluiten bij de specifieke lokale omstandigheden. Dat betekent ook zeggenschap over de financiële middelen.