Ingediend | 14 november 2011 |
---|---|
Beantwoord | 21 december 2011 (na 37 dagen) |
Indieners | Sharon Gesthuizen (GL), Joël Voordewind (CU), Kathleen Ferrier (CDA), Kees van der Staaij (SGP), Klaas Dijkhoff (VVD), Carola Schouten (CU), Esther Ouwehand (PvdD), Sjoera Dikkers (PvdA), Liesbeth van Tongeren (GL), Wassila Hachchi (D66) |
Beantwoord door | |
Onderwerpen | arbeidsomstandigheden europese zaken internationaal werk |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2011Z22862.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20112012-971.html |
Ja.
Zoals aangegeven in de kabinetsappreciatie van de voortgangsrapportages van de Europese Commissie dringt het kabinet aan op verbetering van de grondrechten in Turkije, waaronder kinderrechten1. De Europese Commissie geeft in haar voortgangsrapport voor Turkije aan dat er nog geen meetbare voortgang is geboekt in de bestrijding van kinderarbeid, maar dat er op het gebied van seizoensgebonden arbeid in de landbouw en migrerende kinderarbeid wel gewerkt wordt aan verbetering. Op aandringen van Nederland is in de Raadsconclusies van de Raad Algemene Zaken van 7 en 8 december 2009 expliciet naar het belang van vrouwen- en kinderrechten verwezen2. Het kabinet zal hier in EU-kader aandacht voor blijven vragen, ook in de Raadsconclusies.
Kinderarbeid in de seizoensoogst, waarbij kinderen school missen, is niet in overeenstemming met internationale afspraken die onder meer zijn vastgelegd in verdragen van de ILO.
De kwestie van kinderarbeid bij seizoensmigratie is door de ambassade op hoogambtelijk niveau aangekaart bij het Turkse ministerie van Arbeid en bij de Turkse kinderbescherming. De Turkse autoriteiten zijn zich terdege bewust van het probleem, zoals ook blijkt uit het actieplan dat is ontwikkeld (zie gecombineerd antwoord vraag 4 en 5).
De ambassade in Ankara ondersteunt vanuit het Mensenrechtenfonds onderzoek naar seizoensgebonden landbouwwerkzaamheden door Turkse kinderen in de leeftijd van 6–14 jaar. De studie wordt uitgevoerd door de Turkse NGO Development Workshop (DW). DW heeft in de eerste helft van het project onderzoek gedaan naar seizoen- en kinderarbeid in de hazelnootindustrie in Ordu (Noordwest-Turkije), suikerbietindustrie in Yozgat (Centraal-Turkije) en katoenindustrie in Sanliurfa (Zuidoost-Turkije). DW zal naar verwachting in juni 2012 een eindrapportage presenteren.
Zoals eerder geschetst in de antwoorden op Kamervragen over deze kwestie, liggen verschillende sociaaleconomische factoren ten grondslag aan kinderarbeid verbonden aan seizoensarbeid bij de oogst van diverse gewassen, waaronder hazelnoten. Dit probleem kan alleen effectief worden opgelost door lange termijn betrokkenheid van alle belanghebbenden. De oplossing ligt primair in handen van de Turkse overheid, indirect op het vlak van werkgelegenheid en arbeidsmarkt en direct ten aanzien van het toezien op kinderarbeid en scholing.
De hazelnootverwerkende industrie georganiseerd in de Nederlandse brancheorganisatie FNLI (Federatie Nederlandse Levensmiddelen Industrie), de Europese brancheorganisatie CAOBISCO (Association of chocolate, biscuit and confectionery industries of the European Union) en andere brancheorganisaties hebben de kwestie gezamenlijk opgepakt in samenwerking met de Turkse overheid en hierover bericht op de website4. FNLI en CAOBISCO hebben mij laten weten open te staan voor feedback, vragen en dialoog over het onderwerp. Voor informatie over de inspanningen van FNLI en CAOBISCO verwijs ik dan ook allereerst naar deze organisaties.
De FNLI geeft aan dat de actieve medewerking van de Turkse overheid cruciaal is om de situatie in Turkije daadwerkelijk te verbeteren. De FNLI heeft via haar contacten het dossier dan ook actief onder de aandacht van de Turkse autoriteiten gebracht. Inmiddels heeft de Turkse overheid een specifiek actieplan ontwikkeld om de kwestie van kinderarbeid bij de hazelnootoogst te adresseren: «The Action Plan Activities for keeping children away from the nut farms in the provinces where nuts are grown in 2011». Elementen van dit plan zijn bijvoorbeeld de bouw van scholen, en leraren actief betrekken om onderwijs mogelijk te maken voor de kinderen van de seizoensmigranten. Ook is er specifiek aandacht voor toezicht door de Turkse Onderwijsinspectie op de naleving van de Turkse leerplicht middels een digitaal registratiesysteem van aanwezigheid van leerplichtige kinderen. Zowel de FNLI als CAOBISCO geven aan het genoemde actieplan van de Turkse overheid te ondersteunen, evenals het beleid van de Turkse overheid gericht op verbeteren van arbeidsomstandigheden bij seizoensarbeiders. Ook dringen zij bij de Turkse overheid aan op een onafhankelijke en betrouwbare monitoring om de voortgang te meten. Specifieke informatie over genoemde zaken is beschikbaar op de internetsite van CAOBISCO5.
Daarnaast heeft CAOBISCO richtlijnen opgesteld op gebied van ketenverantwoordelijkheid: «Responsible Sourcing Guidelines». Deze richtlijnen stimuleren en ondersteunen bedrijven bij zaken als verifiëren van concrete stappen die toeleveranciers nemen, verkrijgen van producten geproduceerd volgens lokale wetgeving en internationale standaarden, en bij het oplossen van conflicten. De «Responsible Sourcing Guidelines» zijn eveneens beschikbaar op de website van CAOBISCO.
Op basis van bovenstaande maak ik op dat bedrijven het nodige doen om hun verantwoordelijkheid te nemen in deze kwestie. Ik zal de sector aanmoedigen om dit te blijven doen en de sector ondersteunen indien gewenst.
Wat betreft de cacaosector verwijs ik naar de antwoorden op recente Kamervragen over dit onderwerp6.
Zie antwoord vraag 4.
Zoals ook aangegeven in eerdere antwoorden op Kamervragen over dit onderwerp heeft de FNLI het onderwerp kinderarbeid bij al haar leden urgent en actief onder de aandacht gebracht. Zij moedigt haar leden aan om in contracten met leveranciers een standaardclausule in te voegen die er zorg voor draagt dat hazelnoten die geleverd worden, zijn verkregen conform alle lokale en andere toepasbare wet- en regelgeving en in lijn met relevante internationale richtlijnen. De FNLI dringt er bij de leden op aan om de kwestie kinderarbeid grondig te onderzoeken en gepaste acties te ondernemen. De eerder genoemde «Responsible Sourcing Guidelines», die recent zijn gepubliceerd, bieden hier een extra instrument. Deze bevatten aanbevelingen met betrekking tot clausules in contracten en naleving.
De FNLI liet weten dat de ketenanalyse bijna gereed is. Hiervoor verwijs ik naar de FNLI.
Het onderzoek van de universiteit van Ankara richt zich niet zozeer op kinderarbeid als wel op de leefomstandigheden van kinderen van seizoenarbeiders in de leeftijd van 0 tot 6 jaar. De conclusie van het onderzoek luidt dat deze kinderen veelal in een sociaaleconomisch en pedagogisch onwenselijke situatie opgroeien. Hierdoor worden de kinderen op een ontwikkelingsachterstand gezet, waardoor het voor deze kinderen zeer moeilijk is op te klimmen op de sociaaleconomische ladder. De onderzoeksresultaten zijn beschikbaar via internet7.
Het jaarlijkse overleg tussen het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en het Turkse Ministerie van Arbeid en Sociale Zekerheid richt zich op de onderhandelingen over de door Nederland voorgestelde veranderingen in de export van kinderbijslag en zorgtoeslag. SZW blijft de ontwikkelingen over kinderarbeid in de seizoenoogst volgen en zal, indien daartoe gelegenheid is, de zorg in de Nederlandse samenleving over het inzetten van kinderen in de seizoenoogst opbrengen en bepleiten dat scholen, arbeidsinspectie en bedrijven intensief betrokken worden bij de bestrijding hiervan.
De Turkse interdepartementale werkgroep die zich bezighoudt met kinderarbeid bestaat uit een nationale stuurgroep en een adviserend comité. In de stuurgroep zitten vertegenwoordigers van ministeries, werknemers- en werkgeversorganisaties en NGO’s. De stuurgroep beslist of projecten die het International Programme on the Elimination of Child Labour (IPEC) van de International Labour Association (ILO) in Turkije wil implementeren, passen bij het Turkse beleid op kinderarbeid, en toepasbaar zijn op de Turkse situatie. Het adviserend comité bestaat uit vertegenwoordigers van ministeries, NGO’s, ILO, Unicef, universiteiten en andere organen die zich bezighouden met kinderarbeid. De taak van dit comité is om een gezamenlijke inspanning te leveren om in overleg met alle betrokkenen te werken aan het uitbannen van kinderarbeid. In het eerder genoemde achtergronddocument geeft CAOBISCO een beeld van de activiteiten van de werkgroep. De ambassade heeft niet vast kunnen stellen of, en zo ja, welke concrete resultaten de werkgroep tot nu toe heeft opgeleverd.
Dit bleek helaas niet mogelijk.