Ingediend | 5 oktober 2011 |
---|---|
Beantwoord | 31 oktober 2011 (na 26 dagen) |
Indieners | Arjan El Fassed (GL), Jesse Klaver (GL) |
Beantwoord door | Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA) |
Onderwerpen | onderwijs en wetenschap voortgezet onderwijs |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2011Z19427.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20112012-482.html |
Ja, de motie Vendrik is bekend en open standaarden zijn belangrijk voor het onderwijs. Naar aanleiding van de motie Vendrik is het actieplan Nederland Open in Verbinding (NOiV, 2008–2011) opgesteld. Het actieplan bevordert dat open standaarden beter worden benut. Zo zijn organisaties in het (semi)publieke domein, waaronder onderwijsinstellingen, ondersteund door middel van voorlichting, praktische instrumenten en een helpdesk. In de Digitale Agenda.nl (bijlage bij Kamerstuk 29 515, nr. 331) heeft het Kabinet aangekondigd dat ook na 2011 open standaarden de norm zijn bij aanschaf en gebruik van ICT-producten en diensten voor overheidsorganisaties.
Om het gebruik van open standaarden zo veel mogelijk in het onderwijs te borgen, zijn vanuit het actieplan NOiV samenwerkingsverbanden ondersteund van intermediaire organisaties en koepelorganisaties in het onderwijs. Het betreft organisaties als Kennisnet en SURF, die al langer een belangrijke rol hebben bij het ontwikkelen, beheren en de adoptie van open onderwijsstandaarden. Dit heeft er onder andere toe geleid dat twee onderwijsstandaarden (NL LOM en e-portfolio NL) zijn opgenomen op de pas toe of leg uit lijst van het College Standaardisatie.
Om het kennisniveau over open standaarden te vergroten heeft het programmabureau NOiV in samenwerking met kennispartners zoals universiteiten een onderwijsprogramma ontwikkeld over open standaarden, die ingezet kan worden voor studenten en werkenden. Door het programmabureau NOiV zijn presentaties en workshops gegeven bij onderwijsinstellingen en artikelen gepubliceerd over het belang van open standaarden in het onderwijs. Concrete hulp aan leveranciers is geboden bij de implementatie van open standaarden voor digitaal leermateriaal.
Daarnaast bestaat er in de onderwijssector het samenwerkingsverband EduStandaard van SURFfoundation, Kennisnet en direct belanghebbenden bij de (door)ontwikkeling en het beheer van standaarden, toepassingsprofielen en vocabulaires. Gezien het grote belang van digitale informatiediensten en hun sectoroverstijgende karakter is recent een expertiseplatform rond standaarden en de toepassing daarvan opgericht: Special Interest Group EduStandaard (SIG EduStandaard). Deze zal zich ontwikkelen als centrum voor kennis en expertise over de ontwikkeling en toepassing van standaarden. Het is de bedoeling dat SIG EduStandaard een centrale rol speelt bij het beheer en de doorontwikkeling van afspraken binnen de onderwijssector.
Ja, ik ben bekend met de inhoud van deze petitie en brief. Ik zal bij vraag 7 kort ingaan op de aanbevelingen van deze petitie.
Magister is de grootste aanbieder van leerlingadministratiesystemen in het voortgezet onderwijs. Geschat wordt dat ze meer dan 70 procent van de markt bezit. Sinds kort biedt Magister ook een gratis ELO-component aan hun klanten aan. De positie die ze innemen wordt steeds sterker, omdat de koppeling tussen het leerlingadministratiesysteem en de ELO veel gebruikers aanspreekt. Toch blijven veel scholen nog gebruik maken van andere ELO systemen zoals It's Learning/Teletop (onlangs gefuseerd), N@tschool en Moodle(open source variant). Dit heeft ook te maken met de investering die de instellingen gedaan hebben in deze systemen.
Magister is van oorsprong een op Microsoft gestoelde applicatie, maar kan inmiddels ook webbased worden gebruikt. Met de introductie van de webbased versie van Magister is deze in principe via alle relevante internetbrowsers (Microsoft internet Explorer, Google Chrome, Mozilla Firefox etc.) te benaderen door zowel MacOS als Windows gebruikers. Vanuit dit gezichtspunt is het dus niet zo dat ouders en leerlingen gedwongen worden om Microsoft Windows aan te schaffen.
Ik deel de mening dat gedwongen winkelnering onwenselijk is. Onderwijsinstellingen zijn echter zelf verantwoordelijk voor hun inkoopbeleid. Het kan zijn dat onderwijsinstellingen langlopende onderhoudscontracten met leveranciers hebben getekend waarin hen wordt verplicht mee te gaan in de releaseplanning. Als in dit geval een leverancier heeft besloten met Microsoft te gaan werken, hebben de onderwijsinstellingen dus getekend om hierin mee te gaan. Onderwijsinstellingen moeten dus kritisch over dit soort zaken zijn tijdens de onderhandelingen met leveranciers. Daarover geven het programmabureau NOiV en stichting Kennisnet (http://ictpo.kennisnet.nl/techniek/oss) voorlichting.
De inschatting en de beheersing van de veiligheidsrisico’s bij dergelijke implementaties is de verantwoordelijkheid van de school in samenspraak met de leveranciers. Ik heb niet de indruk dat de huidige wijze van implementeren van administratiesystemen en ELO’s leidt tot onaanvaardbare veiligheidsrisico’s voor gebruikers.
Hieronder zal ik kort per punt ingaan op de aanbevelingen opgenomen in de petitie.
In de huidige praktijk worden in de onderwijssector open standaarden volgens het pas toe of leg uit principe reeds verplicht gesteld voor gegevensuitwisseling tussen het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (waaronder ook de Dienst Uitvoering Onderwijs en de Inspectie van het Onderwijs vallen) en de onderwijsinstellingen. Daarnaast wordt in de subsidievoorwaarden voor (ICT-)projecten in het onderwijsveld opgenomen dat open standaarden gevolgd moeten worden volgens het pas-toe-of-leg-uit principe.
Onderwijsinstellingen in Nederland hebben echter zelf een grote mate van autonomie en zijn in die zin zelf verantwoordelijk voor het toepassen van open standaarden. Ik stimuleer het gebruik daarvan, bij het antwoord op vraag 1 heb ik reeds aangegeven welke activiteiten op dat vlak zijn ondernomen. Ook voor onderwijsinstellingen draagt het toepassen van open standaarden bij aan verhoging van de interoperabiliteit en vermindering van de afhankelijkheid van softwareleveranciers. Net als het actieplan NOiV zelf gebeurt dit echter op basis van «high trust», er wordt niet actief op gecontroleerd of dit gebeurt. Dit past bij de sturingsrelatie die de overheid met de onderwijsinstellingen heeft. Een verplichting zou dus niet gepast zijn.
De discussie over het al dan niet verplicht stellen van platformonafhankelijke online diensten en omgevingen gaat mijns inziens ook over gebruik en toepassing van (open) standaarden. Platformafhankelijkheid ontstaat vaak door het niet (volledig) toepassen van open standaarden in een online dienst of omgeving. In de beantwoording van de vorige vragen heb ik al aangegeven waarom ik een verplichting tot het gebruik van open standaarden volgens het pas toe of leg uit principe op onderwijsinstellingen niet wenselijk acht.
In principe is het onderwijs in Nederland gericht op het aanleren van algemene competenties en vaardigheden, en niet op het aanleren van «exclusieve productspecifieke competenties en vaardigheden».
Onderwijsinstellingen zijn daar zelf verantwoordelijk voor, maar ook vrij in de invulling van deze competenties en vaardigheden in de diverse onderwijscurricula. Dit gebeurt in samenspraak met ketenpartners als Ecabo en Colo. In de wettelijk vastgestelde eindtermen van de diverse onderwijsopleidingen zijn alleen beknopte omschrijvingen van de kennis, inzichten en vaardigheden opgenomen waarover een leerling of student aan het eind van een opleiding minimaal zou moeten beschikken.
Daarnaast werkt met name het beroepsonderwijs voor een belangrijk deel vraaggestuurd, dat wil zeggen, gedreven door marktbehoeften. Tot voor kort was die vraag met name gericht op certificeringen van grote marktpartijen zoals Microsoft en Cisco. Maar recent is daar mede door vragen vanuit de markt verandering in gekomen, enkele voorbeelden hiervan zijn:
http://www.loketmboict.nl/leerbedrijven/ict-certificaten/
http://www.ecabo.nl/news/open-source-moet-plaats-krijgen-mbo-ict/
In de onderwijssector werken de inkooporganisaties (voor met name software en hardware) zoals APS-IT diensten (primair onderwijs), SLB diensten (voortgezet onderwijs) en SURF diensten (hoger onderwijs) nauw samen. Deze krachtenbundeling maakt lage prijsafspraken mogelijk waardoor het voor onderwijsinstellingen (maar ook docenten, ouders en leerlingen) goedkoper wordt deze software (of licenties hiervan) in te kopen. Hierdoor opereren onderwijsinstellingen uiteindelijk efficiënter wat uiteindelijk de hele samenleving ten goede komt. Het is dus niet in het belang van de samenleving dat deze reglementaire inkoopafspraken worden verboden.
Overigens worden door deze partijen niet alleen gesloten source software maar ook open source software aangeboden. Zo biedt APS-IT diensten licenties aan voor de desktop versie van RedHat Linux. Onderwijsinstellingen kunnen dus zowel voor gesloten als voor open source software kiezen.
Als onderdeel van de uitvoering van het actieplan NOiV is voor de rijksoverheid een rijksinstructie gemaakt en zijn voor mede-overheden bestuursakkoorden en andere (zelfbindende) afspraken gemaakt zoals het iNUP (overheidsbrede implementatie-agenda nationaal uitvoeringsprogramma dienstverlening en e-overheid). De stand van zaken is aan de Tweede Kamer gerapporteerd in de tweede voortgangsrapportage NOiV. Hieruit blijkt dat alle ministeries, uitvoeringsorganisaties en provincies het pas toe of leg uit principe hebben ingevoerd. Van de grote gemeenten (meer dan 50 000 inwoners) heeft de meerderheid dit gedaan, van de kleine gemeenten de helft. De open standaarden van het College Standaardisatie worden dus op steeds grotere schaal toegepast. In de derde voortgangsrapportage NOiV, die dit jaar naar de Tweede Kamer wordt gestuurd, wordt ingegaan op de resultaten van het actieplan NOiV bij de (mede)overheden.
In het onderwijs zijn verschillende initiatieven ontplooid voor het ontwikkelen en toepassen van open standaarden. In de beantwoording van bovenstaande vragen zijn daar verschillende voorbeelden van genoemd. De huidige resultaten laten zien dat langzaam maar zeker vooruitgang wordt geboekt.
Mijn standpunt met betrekking tot het toepassen van het pas toe of leg uit principe voor de onderwijsinstellingen heb ik bij vraag 7.1 toegelicht.