Ingediend | 21 september 2011 |
---|---|
Beantwoord | 11 oktober 2011 (na 20 dagen) |
Indieners | Marianne Thieme (PvdD), Esther Ouwehand (PvdD) |
Beantwoord door | Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
Onderwerpen | lucht natuur en milieu |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2011Z18071.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20112012-279.html |
Ja.
De Wet geurhinder en veehouderij opent uitdrukkelijk de mogelijkheid voor gemeenten om een eigen, op het gebied toegesneden geurbeleid te ontwikkelen. Daartoe is in de wet geregeld dat gemeenten – binnen bepaalde bandbreedtes en onder bepaalde voorwaarden – mogen afwijken van de landelijke normen. Of de verordening aan de wettelijke vereisten voldoet, kan door de bestuursrechter worden getoetst in het kader van een beroepsprocedure tegen de verlening van een vergunning voor de uitbreiding van een veehouderij.
Nee, die mening deel ik niet. Bij het bepalen van een afwijkende afstand dient de gemeente op grond van de wet ook de gewenste ruimtelijke inrichting van het gebied te betrekken. Ik ga er vanuit dat de gemeente daarbij een zorgvuldige belangenafweging maakt en in aanmerking neemt of sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Of in een concreet geval sprake is van een goed woon- en verblijfklimaat of van een evenredige belangenafweging kan overigens eveneens door de bestuursrechter worden getoetst, bijvoorbeeld in het kader van een beroep tegen de wijziging van een bestemmingsplan.
Zie antwoord vraag 3.
Uiteraard hebben ook omwonenden van melkveehouders recht op een schone en gezonde leefomgeving. Dat laat onverlet dat de gemeente in het kader van haar geurbeleid – binnen de bandbreedtes en de voorwaarden die de wet stelt – een eigen afweging mag maken tussen de verschillende betrokken belangen. Zoals ik heb aangegeven bij de beantwoording van vragen 3 en 4, is het uiteindelijk aan de bestuursrechter om in een concrete situatie te beoordelen of een belanghebbende al dan niet onevenredig in zijn belangen wordt geschaad.
Nee, daartoe zie ik geen aanleiding. De gemeente is bevoegd een eigen geurbeleid te voeren binnen het kader dat de Wet geurhinder en veehouderij stelt. Of de verordening aan dit wettelijke kader voldoet, kan in concrete gevallen ter beoordeling aan de bestuursrechter worden voorgelegd. Voorts wil ik er op wijzen dat de verordening nog slechts in ontwerp is vastgesteld en dat er momenteel gelegenheid is tot inspraak, zodat belanghebbenden hun eventuele bezwaren aan het gemeentebestuur kenbaar kunnen maken.