Ingediend | 17 augustus 2011 |
---|---|
Beantwoord | 12 september 2011 (na 26 dagen) |
Indieners | Paulus Jansen , Henk van Gerven |
Beantwoord door | Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
Onderwerpen | afval natuur en milieu |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2011Z16159.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20102011-3616.html |
Het is mij bekend dat er afvalverbrandingsinstallaties zijn die belangstelling hebben voor het verwerken van brandbaar afval uit Napels. Er is echter nog geen kennisgeving ingediend voor invoer, dus op dit moment kan nog niet worden gesteld dat Nederlandse afvalverbrandingsinstallaties daadwerkelijk afval uit Napels gaan verwerken.
Er wordt momenteel nauwelijks meer Nederlands brandbaar afval gestort. Dat betekent dat bijna al het brandbaar afval dat niet kan worden gerecycled, wordt verbrand.
Mocht er zo veel invoer van brandbaar afval plaatsvinden dat er te veel Nederlands brandbaar afval moet worden gestort, dan kan en zal ik dat voorkomen door gebruik te maken van het flexibel invoerplafond. Met dit instrument kan ik negatief beschikken op nieuwe kennisgevingen voor de invoer van brandbaar afval. In het Landelijk afvalbeheerplan (paragraaf 20.3.4. Kamerstuk 30 872, nrs. 49 en 52) is de werking en inzet van dit instrument beschreven. Eenmaal afgegeven, onherroepelijke beschikkingen voor invoer kunnen alleen worden ingetrokken als sprake is van overtreding van wettelijke (zoals EVOA) bepalingen.
Volgens Agentschap NL zijn in de eerste 8 maanden van 2011 circa 45 beschikkingen afgegeven voor de invoer van in totaal 1,3 miljoen ton brandbaar afval naar Nederlandse afvalverbrandingsinstallaties. Dat wil overigens niet zeggen dat die hoeveelheid ook daadwerkelijk zal worden ingevoerd, omdat kennisgevingen meestal ruimer zijn dan de werkelijke invoer.
De gemiddelde invoer van brandbaar afval lag in de periode juli 2010 tot en met juni 2011 op bijna 21 000 ton per maand. Dat was in die periode ongeveer 4% van de totale beschikbare verbrandingscapaciteit in Nederland (circa 7 miljoen ton).
Nee, want er is nog geen kennisgeving ingediend voor de invoer van brandbaar afval uit Napels. Desgevraagd heeft de Vereniging Afvalbedrijven aangegeven ook geen concrete informatie te hebben over hoeveelheden afval en duur van contracten.
Nee, want er wordt al afval ingevoerd vanuit andere landen, met name Duitsland en het Verenigd Koninkrijk.
Volgens de Vereniging afvalbedrijven wordt van de ongeveer 7 miljoen ton Nederlandse verbrandingscapaciteit circa 6 tot 6,25 miljoen ton gevuld met Nederlands brandbaar afval.
Voor het beantwoorden van deze vraag is contact opgenomen met de Van Gansewinkel Groep (VGG). Het bedrijf heeft aangegeven dat men in 2008 een negatief eigen vermogen had, maar dat dit sinds 2009 niet meer het geval is. Ondanks de crisisjaren heeft de onderneming naar eigen zeggen stabiele operationele resultaten gerealiseerd.
Voor meer informatie over de financiële positie van AVR-Van Gansewinkel verwijs ik u naar het jaarverslag van de onderneming, dat vrij beschikbaar is op www.jaarverslagvangansewinkelgroep.nl
Verder heeft het bedrijf aangegeven dat een aantal contracten van AVR-Van Gansewinkel in 2009 op de markt kwam. Het merendeel van deze contracten werd naar eigen zeggen behouden, waaronder de twee belangrijkste (Den Haag en Utrecht). Wel heeft men besloten om de afvalverbrandingsinstallatie aan de Rotterdamse Brielselaan te sluiten. Hierdoor is er volgens het bedrijf in ieder geval tot 2019 een goede balans tussen de verwerkingscapaciteit en de contracten van de onderneming en is de eventuele verwerking van het afval uit Napels niet van doorslaggevend belang voor de financiële positie van AVR-Van Gansewinkel.
Tenslotte heeft het bedrijf aangegeven dat het in de vraag gestelde dat de Van Gansewinkel Groep enkele jaren geleden bijna failliet ging als gevolg van speculatieve overnames, feitelijk niet klopt. Het concern had weliswaar korte tijd een negatief eigen vermogen, maar met een sterke kasstroom en kapitaalkrachtige aandeelhouders is van een dreigend faillissement nooit sprake geweest.
Tariefstelling voor verwerking van afval uit het buitenland is een zaak van de verwerkingsbedrijven zelf. Het is ook aan die bedrijven om hier wel of niet informatie over te geven.
De tarieven voor de verwerking van Nederlands brandbaar afval zijn van diverse factoren afhankelijk, zoals omvang en duur van contracten en het soort afval. De tarieven begeven zich tussen de 35 en 120 euro per ton.
Zoals in de antwoorden op de vragen 1 en 4 is opgenomen, is er nog geen kennisgeving ingediend voor de invoer van afval uit Napels. Het is mij daarom niet bekend of er ook ander afval uit Napels in Nederland gaat worden verwerkt.
Op grensoverschrijdend transport van afvalstoffen is de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen (EVOA) van toepassing. In Nederland is de VROM-inspectie (vanaf 1 januari 2012 de Inspectie Leefomgeving en Transport) verantwoordelijk voor de handhaving. Transporten worden door steekproeven gecontroleerd. Zodra de vergunningen voor invoer zijn afgegeven, stelt mijn inspectie de netwerkpartners op de hoogte en verzoekt een aantal transporten te controleren. Hierbij worden in samenwerking met politie en douane de vereiste ladingdocumenten en lading gecontroleerd. Daarnaast kan bij de afvalverwerker worden gecontroleerd. Dit gebeurt in overleg met het bevoegd gezag.
De grootste prioriteit van mijn inspectie bij de handhaving van de EVOA ligt bij uitvoer en doorvoer naar niet-OESO landen en nieuwe toetreders tot de EU. Bij die landen is de kans op milieu- en gezondheidsschade bij slechte verwerking van afval namelijk het grootst. De kans op milieu- en gezondheidsschade door de invoer van brandbaar afval uit Napels acht ik erg klein. Het gaat immers om afval dat waarschijnlijk niet veel afwijkt van vergelijkbaar Nederlands afval en de verwerking in Nederland vindt plaats in hoogwaardige en betrouwbare installaties die aan strenge milieueisen voldoen.
In Italië ligt de bevoegdheid voor de handhaving van de EVOA bij de regio’s. Italië is één van de weinige niet-deelnemende Europese landen aan IMPEL-TFS2. Hierdoor is geen goed beeld te schetsen van de handhaving van de EVOA aldaar. Het beeld is dat controles met name worden uitgevoerd door politie en douane.