Ingediend | 11 augustus 2011 |
---|---|
Beantwoord | 12 september 2011 (na 32 dagen) |
Indieners | Hans Spekman (PvdA), Martijn van Dam (PvdA) |
Beantwoord door | Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
Onderwerpen | arbeidsvoorwaarden werk |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2011Z16057.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20102011-3614.html |
Ik heb kennis genomen van de uitspraak.
Er zijn geen gegevens bekend over het aantal constructies zoals de constructie waarover de Rechtbank zich heeft uitgesproken. Cao-partijen hebben zelf de verantwoordelijkheid als het gaat om de handhaving van de cao, en kunnen indien gewenst (binnen de voorwaarden van artikel 10 Wet AVV) de hulp inroepen van de Arbeidsinspectie. Het is dan ook primair aan cao-partijen om eventueel onderzoek te doen naar het vóórkomen van dergelijke constructies.
Indien een Nederlands bedrijf buitenlandse werknemers tijdelijk inhuurt via een buitenlands uitzendbureau geldt de Detacheringsrichtlijn (96/71/EC, vertaald in de Wet arbeidsvoorwaarden grensoverschrijdende arbeid) als uitgangspunt. Dit betekent dat bijvoorbeeld de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag moet worden nageleefd. De kantonrechter heeft dit bevestigd. De uitspraak is nog voorwerp van hoger beroep. Tevens moeten – wanneer bepalingen van een cao algemeen verbindend zijn verklaard – de kernarbeidsvoorwaarden zoals die omschreven zijn in de Wet AVV worden nageleefd. Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 2 zijn cao-partijen zelf verantwoordelijk als het gaat om de handhaving van de cao.
Wanneer sprake is van de situatie dat er structureel in Nederland gewerkt wordt, is het Nederlands arbeidsrecht van toepassing. Wanneer er slechts tijdelijk in Nederland wordt gewerkt zijn de Detacheringsrichtlijn en de kernbepalingen die genoemd worden in de Wet AVV van toepassing. De handhavingsactiviteiten van de Arbeidsinspectie vinden op die basis plaats en zullen als gevolg van de uitspraak niet wijzigen.
De partijen betrokken bij de «cao voor het Beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranen» hebben hun verantwoordelijkheid genomen door werk te maken van de civielrechtelijke handhaving van de cao.
Daarnaast hebben de verantwoordelijke toezichthouders, naar aanleiding van de recente signalen over constructies en wetsontduiking in de transportsector, de samenwerking gezocht. De Arbeidsinspectie en de Inspectie Verkeer en Waterstaat trekken gezamenlijk op in de transportsector. Met inzet van de thans beschikbare capaciteit en expertise van beide diensten, wordt het ontduiken van de wet- en regelgeving tegengegaan. Dit laat onverlet dat, zoals beschreven in bovenstaande antwoorden de verantwoordelijkheid voor de handhaving van cao-afspraken bij cao-partijen ligt, en in casu ook is genomen. Het aanstellen van extra inspecteurs bij de arbeidsinspectie is dan ook niet aan de orde.
Voor zover er gegevens zijn over verplaatsingen van bedrijven naar het buitenland, is mij niet bekend welke motieven hieraan ten grondslag liggen.