Ingediend | 11 juli 2011 |
---|---|
Beantwoord | 23 september 2011 (na 74 dagen) |
Indiener | Marieke van der Werf (CDA) |
Beantwoord door | Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
Onderwerpen | natuur en milieu water |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2011Z15438.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20112012-41.html |
Ja, ik heb kennisgenomen van de artikelen. De informatie is voor mij niet nieuw en ik ben er dan ook niet door verrast.
Als samenwerkende toezichthouders spreekt Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) al jaren met buitenlandse collega-toezichthouders over het terugdringen van olie- en gaslekkages. Dit overleg vindt plaats binnen het North Sea Offshore Authorities Forum (NSOAF) en het International Regulators Forum.
In 2003 hebben de Britse bevoegde autoriteiten, de Health & Safety Executive (HSE), een (openbare) database opgezet, de Hydrocarbon Releases System. In dit systeem melden mijnbouwmaatschappijen olie- en gaslekkages en oorzaken daarvan. De getallen zijn afkomstig uit deze database.
Zij worden door de HSE geverifieerd en maandelijks op de website van de HSE gepubliceerd (https://www.hse.gov.uk/hcr3/report/public_tables_display.asp).
Specifieke acties richting buitenlandse autoriteiten acht ik niet noodzakelijk.
Het klopt dat er olie- en gaslekkages voorkomen in de Noordzee. De cijfers van The Guardian hebben echter alleen betrekking op de Britse sector van de Noordzee. De getallen zijn niet nieuw. Ze zijn afkomstig uit het bovengenoemde Hydrocarbon Releases System van de HSE.
Voor het Nederlandse deel van de Noordzee geldt dat olie- en gaslekkages altijd behoren te worden gemeld aan SodM op grond van het Mijnbouwbesluit (t.a.v. olielozingen) en de Arbeidsomstandighedenwet (t.a.v. gaslekkages). Deze meldingen worden geregistreerd en in geaggregeerde vorm weergegeven in het jaarverslag van SodM, dat jaarlijks aan de Tweede Kamer wordt toegezonden2 en op de website van SodM wordt gepubliceerd.
Olie
De meeste oliemorsingen zijn gering van omvang. In Nederland wordt een oliemorsing van meer dan 300 liter als «groot» geclassificeerd. Voor grote oliemorsingen wordt in beginsel altijd proces-verbaal opgemaakt.
In verreweg de meeste gevallen gaat het om morsingen, van minder dan 10 liter. In 2009 waren er zes oliemorsingen van meer dan 100 liter, in 2010 één. In de eerste helft van 2011 is een oliemorsingen van 80 liter de hoogste die is gemeld. Het aantal oliemorsingen op het Nederlandse deel van de Noordzee is de laatste 10 jaar sterk afgenomen.
Omdat de oliemorsingen op het Nederlandse deel van het continentaal plat gering zijn, zijn ook de milieueffecten gering. De meeste olie die offshore in Nederland wordt geproduceerd (meestal een lichte benzinefractie die condensaat genoemd wordt) bestaat uit vluchtige koolwaterstofverbindingen die niet lang in/op zeewater achter blijven. Er is geen blijvende, significante milieuschade bekend welke direct is terug te voeren op olielekkages vanaf platforms op het Nederlands deel van de Noordzee.
In internationaal verband zijn er meerdere initiatieven om lozingen van stoffen in de Noordzee verder terug te brengen. Van belang is de samenwerking in het kader van het OSPAR-verdrag3 en de Bonn-overeenkomst van 1969 herzien in 19834 en 2001. Het Offshore Industry Committee (OIC) van OSPAR heeft aanbevelingen geformuleerd om het aantal olielekkages in 2020 tot nul terug te brengen.
In het antwoord op de vragen 5 en 6 zal verder worden ingegaan op de huidige Europese samenwerking.
Gas
In 2009 waren er 2 grote en 25 significante gasontsnappingen op Nederlandse platforms in de Noordzee5. In 2010 was dat aantal aanzienlijk minder: 1 grote en 14 significante gasontsnappingen. Gaslekkages zijn minder schadelijk voor het milieu dan olielekkages, maar kunnen gevaar opleveren voor het personeel op productieplatforms.
Voor het Nederlandse deel van de Noordzee geldt dat olie- en gaslekkages altijd behoren te worden gemeld aan SodM op grond van het Mijnbouwbesluit (t.a.v. olielozingen) en de Arbeidsomstandighedenwet (t.a.v. gaslekkages).
Ik ben bekend met «incidentmeldingen burgerluchtvaart». Vergelijkbare initiatieven voor de olie-industrie zijn in Nederland reeds ingevoerd. Zo hebben de in Nederland actieve mijnbouwondernemingen, die samenwerken binnen de NOGEPA6, een gemeenschappelijke gaslekkage-database ingericht om inzicht in de oorzaken van gaslekkages te verkrijgen én om van elkaar te leren. Daarnaast voert SodM jaarlijks een inspectieproject uit op het gebied van gaslekkages en bespreekt de resultaten daarvan met NOGEPA. Dit alles met als doel het aantal gaslekkages verder terug te dringen. Deze samenwerking heeft inmiddels goede resultaten opgeleverd, die tot uiting komen in het teruglopend aantal gasontsnappingen. Er is derhalve reeds zeer veel aandacht voor het bevorderen van de veiligheid, zowel vanuit de overheid als de mijnbouwindustrie. Zoals ook is toegelicht in het antwoord op vraag 1 worden in het NSOAF eveneens de geleerde lessen op het gebied van lekkages met elkaar gedeeld. Tevens is gewezen op de intensieve samenwerking in het kader van het OSPAR-verdrag en de Bonn-overeenkomst van 1983.
Alle NSOAF-landen zijn bij het OSPAR-verdrag aangesloten. Ik acht het dan ook niet opportuun op dit moment het initiatief te nemen om te komen tot een Europese richtlijn die een soortgelijk systeem als de incidentmeldingen burgerluchtvaart voorschrijft. Melding en registratie vindt binnen de Noordzee-landen reeds in voldoende mate plaats.
Zie antwoord op vraag 2
De statistieken ten aanzien van incidenten in de olie- en gaswinning hierover zijn al jaren openbaar. In het jaarverslag van SodM wordt uitgebreid aandacht besteed aan olie- en gaslekkages, maar ook aan andere gevaren, arbeidsongevallen, aanvaringsrisico’s, overige ongewenste gebeurtenissen en eventuele gevolgen. Deze (gevalideerde) informatie wordt jaarlijks aan de Kamer gestuurd en is op de website van SodM voor iedereen te raadplegen.
Grote incidenten, waarbij gevaar voor mens en milieu te duchten zijn, worden – mochten deze zich voordoen – eveneens gepubliceerd op de website van SodM. Niet iedere gebeurtenis is echter van zodanig belang dat hierover alle informatie op de website moet zijn te vinden, in zulke gevallen acht ik vermelding achteraf in het jaarverslag voldoende.
Het tweede deel van vraag 5 is gegeven in het antwoord op de vraag 3.
Voor het Nederlandse deel van de Noordzee geldt dat olie- en gaslekkages altijd behoren te worden gemeld aan SodM op grond van het Mijnbouwbesluit (t.a.v. olielozingen) en de Arbeidsomstandighedenwet (t.a.v. gaslekkages).
Ik ben bekend met «incidentmeldingen burgerluchtvaart». Vergelijkbare initiatieven voor de olie-industrie zijn in Nederland reeds ingevoerd. Zo hebben de in Nederland actieve mijnbouwondernemingen, die samenwerken binnen de NOGEPA6, een gemeenschappelijke gaslekkage-database ingericht om inzicht in de oorzaken van gaslekkages te verkrijgen én om van elkaar te leren. Daarnaast voert SodM jaarlijks een inspectieproject uit op het gebied van gaslekkages en bespreekt de resultaten daarvan met NOGEPA. Dit alles met als doel het aantal gaslekkages verder terug te dringen. Deze samenwerking heeft inmiddels goede resultaten opgeleverd, die tot uiting komen in het teruglopend aantal gasontsnappingen. Er is derhalve reeds zeer veel aandacht voor het bevorderen van de veiligheid, zowel vanuit de overheid als de mijnbouwindustrie. Zoals ook is toegelicht op het antwoord op de vragen 1 – 3, worden in het NSOAF eveneens de geleerde lessen op het gebied van lekkages met elkaar gedeeld.
Tevens is gewezen op de intensieve samenwerking in het kader van het OSPAR-verdrag en de Bonn-overeenkomst van 1983.
Alle NSOAF-landen zijn bij het OSPAR-verdrag aangesloten. Ik acht het dan ook niet opportuun op dit moment het initiatief te nemen om te komen tot een Europese richtlijn die een soortgelijk systeem als de incidentmeldingen burgerluchtvaart voorschrijft. Melding en registratie vindt binnen de Noordzee-landen reeds in voldoende mate plaats.
De aanbevelingen van het rapport over de Piper Alpha ramp zijn, voorzover relevant voor Nederland, opgevolgd en vormen nog altijd de basis voor de aanpak van SodM en de prioritering met betrekking tot het (systeem)toezicht; de aanbevelingen uit het rapport zijn ook nu nog altijd actueel. Over de opvolging van deze aanbevelingen is de Kamer in de jaren 1992–1994 drie keer geïnformeerd. Verder wordt er bij grote incidenten elders in de wereld, zoals Texas City in de Verenigde Staten en Montara in Australië, geevalueerd welke «geleerde lessen» hieruit kunnen worden getrokken voor de olie- en gasindustrie in Nederland.
Daarnaast is het volgende aan de orde. Na de ramp met de «Deepwater Horizon» in de Golf van Mexico in april 2010 heeft SodM aan alle mijnbouwondernemingen gevraagd hun veiligheidssystemen tegen het licht te houden en hierover te rapporteren. Deze actie is voortvarend uitgevoerd en heeft geen ernstige tekortkomingen aan het licht gebracht.
Wel is vastgesteld dat verdere verbeteringen mogelijk zijn in zowel de preventieve als de repressieve sfeer. Daarvoor heeft SodM een actieprogramma opgesteld, dat momenteel door de betrokken ondernemingen wordt uitgevoerd.
Hoewel er veel tijd, geld en energie wordt gestoken in het terugdringen van gaslekkages, kan er, mede door het aantal grote gasontsnappingen in 2009 (2) en in 2010 (1) en significante gasontsnappingen (respectievelijk 25 en 14), nog vooruitgang geboekt worden. Zoals reeds vermeld zijn er veel acties gaande om dit aantal terug te dringen, hetgeen reeds heeft geresulteerd in een aanzienlijke afname in 2010 en – tot nu toe – in 2011. Een veiligheidsniveau van 100% is weliswaar niet haalbaar, maar verdere optimalisering van de veiligheid wordt uiteraard nagestreefd.
Ten aanzien van oliemorsingen kunnen we constateren dat er in 2009, naast 23 kleinere oliemorsingen, 3 grote oliemorsingen zijn geweest. Over 2010 is er sprake van 1 grote oliemorsing en 23 kleinere oliemorsingen. Het aantal oliemorsingen over 2011 is verder beperkt, grote oliemorsingen zijn er nog niet geweest. Het gaat dus de goede kant op, maar in OSPAR-verband wordt gestreefd naar een aantal van nul incidentele lozingen van olie- en gasplatforms in 2020. In dat licht beschouwd zijn er nog verbeteringen mogelijk.