Kamervraag 2011Z15060

Aannames anti-verdrogingsbeleid

Ingediend 4 juli 2011
Beantwoord 26 augustus 2011 (na 53 dagen)
Indiener Ad Koppejan (CDA)
Beantwoord door Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA)
Onderwerpen bodem natuur en milieu
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2011Z15060.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20102011-3419.html
1. W.J. de Lange, «Valse voorspelling van verdroging in een numeriek model» in: Stromingen 17(2011), nummer 1.
2. J. van der Gaast, H. Vroon en H. Massop(2008), Oorzaak en Gevolg van numerieke verdroging, H2O nr. 5
3. Kamervraag 2070814920, vraag 8.
  • Vraag 1
    Bent u op de hoogte van het recent verschenen artikel «Valse voorspelling van verdroging in een numeriek model» waarin het verkeerd berekenen van grondwaterstanden centraal staat1 en van andere artikelen over «numerieke verdroging2» waarin wordt aangegeven dat verbetering van aannames ook gevolgen zou moeten hebben voor vigerend beleid?

    Ja, ik ben op de hoogte van het recent verschenen artikel.

  • Vraag 2
    Kunt u de uitkomst of de huidige stand van zaken weergeven van de discussie in vakkringen over de mate waarin er daadwerkelijk sprake is van onjuiste veronderstellingen op basis van verkeerde interpretaties van peilbuismetingen, gegeven het feit dat uw ambtsvoorganger en uzelf deze discussie met belangstelling gevolgd hebben?3

    In vakkringen wordt onderkend dat er sprake kan zijn van onjuiste veronderstellingen op basis van verkeerde interpretatie van peilbuismetingen. De wetenschappelijke discussie over de kwantificering en de impact van het verschijnsel is echter nog niet uitgekristalliseerd. Het effect van numerieke verdroging is mogelijk minder groot dan eerder beschreven en de omvang is mogelijk beperkt tot een aantal zandgebieden met open water.

  • Vraag 3
    Kunt u precies uiteenzetten op welke aannames het huidige antiverdrogingsbeleid is gebaseerd?

    Het huidige anti-verdrogingsbeleid richt zich vooral op de door de provincies aangewezen TOP-gebieden. Deze gebieden zijn aangewezen op basis van de waargenomen achteruitgang of zelfs het verdwijnen van vochtminnende plant- en diersoorten. Metingen en modelanalyses van grondwaterstanden hebben hierbij slechts een beperkte rol gespeeld.

  • Vraag 4
    Welke gevolgen hebben de genoemde wetenschappelijke artikelen over numerieke verdroging voor deze aannames? Welke gevolgen zijn er voor het antiverdrogingsbeleid? Indien u geen gevolgen verwacht, kunt u dan aangeven waarom dit volgens u niet het geval is?

    De wetenschappelijke artikelen over numerieke verdroging hebben betrekking op metingen en interpretatie van grondwaterstanden, terwijl het beleid, zoals gemeld in het antwoord op vraag 3, hoofdzakelijk gebaseerd is op ecologische waarnemingen. De wetenschappelijke artikelen vormen dan ook geen aanleiding om de aannames die ten grondslag liggen aan het beleid te herzien. De wetenschappelijke discussie kan wel leiden tot toekomstige verbetering van de monitoring van de effectiviteit van het anti-verdrogingsbeleid en wordt daarom met belangstelling gevolgd.

  • Vraag 5
    Deelt u de mening dat, mede met het oog op het veelvuldig gebruik van modellen en de relevantie van waterpeil voor verschillende beleidsterreinen en de recente droogteproblematiek, het noodzakelijk is dat ook de juistheid van aannames met betrekking tot mestbeleid, het bestrijdingsmiddelenbeleid, het Nationaal Hydrologisch Instrumentarium(NHI) als basis van het Deltabeleid, de waterkwaliteitsmetingen, het waterpeilbeheer en de monitoring, grondwaterwinning en landinrichtingsprojecten onderzocht moeten worden? Zo ja, wanneer kunt u de Kamer informeren over de uitkomsten van een dergelijk onderzoek? Zo nee, waarom bent u niet bereid om op basis van recente wetenschappelijke inzichten de aannames met betrekking tot de eerder genoemde beleidsterreinen kritisch te toetsen?

    Ik ben het met u eens dat modellen veelvuldig worden gebruikt voor verschillende beleidsterreinen en dat het van belang is juiste (grond)waterstanden en aannames te hanteren in deze modellen. Bij dergelijke beleidsondersteunende instrumenten is de wetenschappelijke praktijk dan ook dat regelmatig kritisch wordt gekeken of met de gehanteerde aannames de werkelijkheid voldoende wordt benaderd. Gelet op de nog gaande wetenschappelijke discussie en het bijbehorende wetenschappelijk onderzoek en het feit dat ik geen signalen heb ontvangen over onjuistheid van de aannames zie ik op dit moment geen aanleiding voor het starten van aanvullend onderzoek.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2011Z15060
Volledige titel: Vragen van het lid Koppejan (CDA) aan de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu over aannames anti-verdrogingsbeleid (ingezonden 4 juli 2011).
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20102011-3419
Volledige titel: Vragen van het lid Koppejan (CDA) aan de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu over aannames anti-verdrogingsbeleid (ingezonden 4 juli 2011).