Ingediend | 28 juni 2011 |
---|---|
Beantwoord | 5 augustus 2011 (na 38 dagen) |
Indiener | Richard de Mos (PVV) |
Beantwoord door | Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
Onderwerpen | natuur en milieu organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2011Z14235.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20102011-3245.html |
Ja.
In het bericht wordt gesproken over € 50 miljoen die door het rijk ter beschikking zou zijn gesteld aan de Universiteit van Utrecht ten behoeve van klimaatonderzoek.
Een dergelijke transactie is mij onbekend. Waarschijnlijk wordt gedoeld op de kabinetsbeslissing van juli 2007 waarmee het voorstel voor het programma «Kennis voor Klimaat» van de toenmalige minister van VROM door het toenmalige kabinet is aanvaard. Daarbij werd vanuit het Fonds Economische Structuurversterking (FES) een budget van € 50 miljoen beschikbaar gesteld met de bedoeling om – op basis van 50% cofinanciering – de inhoud en de omvang van dit programma zo vorm te geven, dat het de basis vormt voor locale, regionale, nationale en internationale klimaatadaptatie.
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 is er geen sprake van een transactie van € 50 miljoen rijksbijdrage aan de Universiteit van Utrecht ten behoeve van klimaatonderzoek. In de uitvoering van het programma wordt in projecten door tientallen organisaties – overheden, bedrijven, kennisinstellingen – samengewerkt die met elkaar gezamenlijk, op het niveau van het totale programma, zelf € 50 miljoen dienen bij te dragen.
De eerste tranche van het programma richtte zich op de urgente kennisvragen van de «hot spots» en de Klimaat Kennis Faciliteit; de tweede tranche op een thematische verdieping en de derde tranche op het opstellen van regionale adaptatiestrategieën van de «hot spots».
De Universiteit Utrecht participeert in dit programma vanuit de inhoudelijke expertises op het gebied van de planologie, milieuwetenschappen, rechtswetenschappen en geowetenschappen. Het subsidiebedrag dat aan deze universiteit daarvoor tot dusver is toegekend bedraagt in orde van grootte € 1,2 miljoen, na vaststelling van eigen bijdrage aan cofinanciering van € 1,0 miljoen.
De uiteindelijke subsidie is afhankelijk van de gerealiseerde cofinanciering bij het eind van de looptijd van het programma (eind 2014).