Ingediend | 6 juni 2011 |
---|---|
Beantwoord | 28 juni 2011 (na 22 dagen) |
Indiener | Roos Vermeij (PvdA) |
Beantwoord door | Paul de Krom (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
Onderwerpen | ouderen sociale zekerheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2011Z11784.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20102011-3014.html |
Ja.
Ik kan dat bevestigen noch ontkennen. Aanvullende pensioenen zijn een verantwoordelijkheid van de sociale partners. De financiële positie van een pensioenfonds hangt af van een groot aantal variabelen, waaronder de pensioenregeling en daarin gemaakte afspraken over de pensioenleeftijd, pensioenhoogte, vervroegd uittreden en premiehoogte. Tevens is onder andere van invloed het gevoerde beleggingsbeleid.
Het Nederlandse pensioenstelsel is gebouwd op drie pijlers. De solidariteit met mensen met een laag inkomen loopt primair via de AOW in de eerste pijler. In het pensioenakkoord van 10 juni jongstleden zijn maatregelen aangekondigd die zijn bedoeld voor de bescherming van lagere inkomens met weinig aanvullend pensioen. In het bijzonder gaat het daarbij om een extra verhoging van het AOW-pensioen vanaf 2013 en om de introductie van een extra inkomensafhankelijke ouderenkorting vanaf 2020.
Voor de tweede pijler (collectief georganiseerd pensioen) geldt dat daarin solidariteit wordt vormgegeven tussen de (ex)werknemers die deelnemen in dezelfde pensioenregeling, bijvoorbeeld binnen een bedrijf of bedrijfstak, zoals ook geldt bij de sw-sector.
In dit verband geldt dat de Stichting van de Arbeid (STAR) nadrukkelijk in overweging heeft gegeven aan de sociale partners, de pensioenkoepels Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen en de Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen (thans verenigd in de Pensioenfederatie) en het Verbond van Verzekeraars om pensioenopbouw mogelijk te maken voor mensen die met loondispensatie werken.
Ik onderschrijf de oproep van de STAR tot aanpassing van de pensioenregelingen op dit punt. Het is aan sociale partners in de pensioenfondsen en de andere betrokken partijen om hierover afspraken te maken.
De derde pijler omvat individueel georganiseerde pensioenproducten.
Zie antwoord op vraag 2.
Dat kan ik niet aangeven, aanvullende pensioenen zijn een verantwoordelijkheid van de sociale partners. Sociale partners kunnen naast afspraken over de premie ook nadere afspraken maken over de invulling van de pensioenregeling.
Dat is geen optie. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is geen partij in de pensioenregeling die door PWRI wordt uitgevoerd.
Aanvullende pensioenen vallen onder de verantwoordelijkheid van sociale partners.
De daling van het werknemersbestand in de Wsw zal zich naar verwachting geleidelijk voltrekken over een periode van ruim dertig jaar. Dat geeft sociale partners de tijd om de pensioenregeling, als dat nodig is, aan te passen aan de nieuwe omstandigheden. Daarnaast merk ik op dat pensioenen worden gefinancierd door middel van kapitaaldekking. Bij een goed financieel beleid heeft het fonds voldoende middelen om de reeds opgebouwde nominale pensioenaanspraken gestand te doen.