Ingediend | 8 april 2011 |
---|---|
Beantwoord | 23 juni 2011 (na 76 dagen) |
Indieners | Agnes Wolbert (PvdA), Lutz Jacobi (PvdA) |
Beantwoord door | |
Onderwerpen | natuur- en landschapsbeheer natuur en milieu |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2011Z07469.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20102011-2934.html |
Ja.
Verstoring of vernieling van woonplaatsen van inheemse wilde dieren is verboden op grond van artikel 11 van de Flora- en faunawet. Overtreding van dit verbod is strafbaar gesteld als economisch delict (art. 1a Wet op de economische delicten). Verder verwijs ik naar het antwoord op vraag 6.
Ja.
Gewasbeschermingsmiddelen en biociden mag men slechts voorhanden hebben of gebruiken indien het bezit en het gebruik daarvan is toegestaan op grond van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden. Het constateren van het voorhanden hebben of gebruiken van een niet volgens de wet toegelaten middel leidt in beginsel tot een bestuurlijke boete van € 2000,-.
Overtreding van het verbod op het bezit en gebruik van gewasbeschermingsmiddelen of biociden zonder toelating is een overtreding van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden, die vatbaar is voor een bestuurlijke boete. Ik acht de bij vraag 4 genoemde boete voldoende afschrikkend voor de meeste gevallen. In voorkomend geval kan een boete worden opgelegd tot € 45 000,- voor natuurlijke personen en € 450 000,- voor rechtspersonen.
Daarnaast is het een economisch delict, evenals overtreding van het verbod op het doden van beschermde dieren. Voor dergelijke overtredingen kan op grond van de Wet op economische delicten een straf worden geëist van maximaal zes maanden tot twee jaar gevangenisstraf of een geldboete van de vierde categorie, een en ander afhankelijk van de vraag of de overtreding met opzet is begaan. Dat vind ik voldoende.
In de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie en mij aan de Tweede Kamer van 28 april 2011, TK 29 628, nr. 257, over de inzet van de dierenpolitie is aangegeven dat de dierenpolitie ingezet zal worden voor onder meer het opsporen van dierenmishandeling en stroperij. De afspraken uit die brief worden de komende maanden uitgewerkt in een convenant met alle handhavingpartners die zich met de bestrijding van dierenmishandeling en dierverwaarlozing bezig houden.
Voor de opleidingen en trainingen van buitengewone opsporingsambtenaren verwijs ik naar de Circulaire Buitengewoon Opsporingsambtenaar (Staatscourant nr. 5381 van 9 april 2010). Daarin wordt ook voorzien in een professionaliseringstraject voor boswachters. De circulaire bevat ook maatregelen om de samenwerking met de politie te verbeteren.
Ik acht de maatregelen, die in de circulaire genoemd worden, voldoende.
Zie antwoord vraag 7.