Ingediend | 7 april 2011 |
---|---|
Beantwoord | 23 mei 2011 (na 46 dagen) |
Indieners | Joël Voordewind (CU), Hans Spekman (PvdA), Tofik Dibi (GL), Gerard Schouw (D66) |
Beantwoord door | |
Onderwerpen | migratie en integratie organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2011Z07338.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20102011-2601.html |
Op donderdag 7 april 2011 zijn zes Iraakse gezinnen (dertien volwassenen en dertien minderjarigen) uitgezet naar Irak.
Alle vreemdelingen zijn door middel van informatiebladen en mijn brief aan de Tweede Kamer van 30 november 2010 over de uitvoering van de motie Voordewind en door uitreiking van de beantwoording van de Kamervragen van het lid Gesthuizen (SP) van 25 november 2010 expliciet gewezen op de mogelijkheid rechtsmiddelen aan te wenden tegen de voorgenomen uitzetting en op de mogelijkheid om contact op te nemen met hun advocaat.
De meeste gezinnen zijn een week voor de uitzetting overgebracht van de Vrijheidsbeperkende Locatie naar het uitzetcentrum Rotterdam. Eén gezin is vier dagen voorafgaand aan de geplande uitzetting in bewaring gesteld op het uitzetcentrum in Rotterdam. In het kader van het beleid inzake vreemdelingenbewaring van gezinnen met minderjarige kinderen, blijft bewaring van een gezin met minderjarige kinderen in beginsel beperkt tot maximaal veertien dagen. De gang van zaken rondom de inbewaringstelling van de gezinnen die zijn uitgezet naar Irak is in overeenstemming met dat uitgangspunt.
Zie antwoord vraag 3.
Deze vraag is niet aan de orde op het moment van gedwongen uitzetting.
Navraag bij de vreemdelingenpolitie leert dat bovenstaande berichten niet kloppen. Uit informatie van de Vreemdelingenpolitie blijkt dat er vooraf is ingezet op een rustig verloop van de staande houdingen waarbij de nodige aandacht is gevraagd voor het feit dat het gezinnen met kinderen betrof. Dit neemt niet weg dat in sommige gevallen door vreemdelingen emotioneel is gereageerd op de staandehouding.
Tijdens het grondproces voorafgaand aan de vlucht zijn extra vrouwelijke leden van de Koninklijke Marechaussee ingezet ten behoeve van de gezinnen. Tevens zijn de gezinnen apart, een busje voor ieder gezin, naar het platform gebracht en in staat gesteld gezamenlijk in te stappen. Aan boord is rekening gehouden met de kinderen: eten, luiers, spelletjes. Tevens zijn de gezinnen gescheiden geplaatst van de alleenstaanden.
Er was een arts aan boord voor eventuele onvoorziene medische klachten. Ook was een tolk beschikbaar. Aan boord was, evenals bij het boardingproces, extra vrouwelijk personeel van de Koninklijke Marechaussee aanwezig.
Naar aanleiding van de schriftelijke vragen van het kamerlid Dibi (GroenLinks) over een groepsuitzetting naar Irak waar veel jonge kinderen bij zijn betrokken, die werden ingezonden op 7 april 2011 en de schriftelijke kamervragen van Spekman (PvdA), Rik Janssen (SP), Schouw (D66), Dibi (GroenLinks) en Voordewind (ChristenUnie) over de uitzetting van acht Iraakse gezinnen naar Irak die werden ingezonden op 7 april 2011, deel ik u mee dat het niet mogelijk is deze vragen binnen de gestelde termijn te beantwoorden. De oorzaak hiervan is dat nog niet alle gegevens zijn verkregen die voor de beantwoording nodig zijn. Beantwoording zal plaatsvinden zodra alle informatie is verkregen.