Ingediend | 23 maart 2011 |
---|---|
Beantwoord | 29 april 2011 (na 37 dagen) |
Indieners | Ineke van Gent (GL), Wassila Hachchi (D66), Stientje van Veldhoven (D66) |
Beantwoord door | Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
Onderwerpen | natuur en milieu organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2011Z05994.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20102011-2390.html |
De mediaberichten spreken inderdaad van dit aantal. Ik kan dat niet bevestigen.
Ik kan de gevraagde informatie niet vertrekken en zij valt niet onder de informatie waarvoor artikel 68 van de Grondwet geldt. Het is de regering van Curaçao die verantwoordelijk is voor het milieubeleid, voor de uitvoering daarvan door de relevante Curaçaose overheidsinstanties en voor de informatieverstrekking naar het Curaçaose parlement en de bevolking.
Zie het antwoord bij vraag 2.
Het is uiteraard onwenselijk indien scholen moeten worden ontruimd door overlast veroorzaakt door een bedrijf.
In januari van dit jaar heb ik met Curaçao in het kader van het Sociaal Economisch Initiatief (SEI) de volgende afspraken gemaakt met betrekking tot de toekomstvisie op de raffinaderij:
De afspraken die in januari van dit jaar omtrent het SEI zijn gemaakt worden tot nu toe nageleefd.
Het Natuurbeleidsplan voor Caribisch Nederland voor de periode 2011–2016 betreft alleen de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Het natuur- en milieubeleid op Curaçao, Aruba en Sint Maarten is een autonome verantwoordelijkheid en daardoor primair een aangelegenheid van regering en parlement aldaar.
De regering van Curaçao heeft meermalen aangegeven dat het de geldende milieunormen wat betreft de uitstoot door de raffinaderij zal handhaven. Zulks is ook door middel van een rechterlijke procedure afgedwongen. Ik zie geen aanleiding het milieubeleid op Curaçao tot Koninkrijksaangelegenheid te maken.
De situatie betreffende de raffinaderij is een terugkerend onderwerp in mijn besprekingen met de regering van Curaçao. Tijdens mijn meest recente reis heb ik mij laten informeren over de huidige situatie en de bezorgdheid van de Tweede Kamer omtrent de milieuaspecten overgebracht. Deze zorgen worden overigens – zoals ook blijkt uit de meegestuurde brief – gedeeld door de Curaçaose regering.3
Naar aanleiding van de schriftelijke vragen van de leden Hachchi, Van Veldhoven (beiden D66) en Van Gent (GroenLinks) over de lekkage van benzinedampen bij de ISLA-raffinaderij die werden ingezonden op 23 maart 2011, deel ik u mee dat het niet mogelijk is deze vragen binnen de gestelde termijn te beantwoorden. De reden hiervoor is dat ten behoeve van de beantwoording nog duidelijkheid verkregen moet worden over enkele zaken. U ontvangt de antwoorden zo spoedig mogelijk.