Ingediend | 11 maart 2011 |
---|---|
Beantwoord | 12 april 2011 (na 32 dagen) |
Indiener | Richard de Mos (PVV) |
Beantwoord door | Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
Onderwerpen | energie lucht natuur en milieu |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2011Z04976.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20102011-2183.html |
Ja.
De mogelijkheid bestaat inderdaad dat door verminderde zonneactiviteit de aarde enkele tientallen jaren minder snel opwarmt of zelfs afkoelt. Daarna neemt de zonneactiviteit, zoals ook na het Maunder Minimum het geval was, echter weer toe en zal de aarde daarna juist versneld opwarmen.
Verder stelt prof. dr. C. de Jager in het artikel dat afnemende zonneactiviteit kan leiden tot een relatieve afkoeling van 0,4 graden Celsius. Dit houdt volgens De Jager in dat je deze relatieve afname moet aftrekken van de eventuele toename door andere oorzaken, zoals de verwarming veroorzaakt door de mens. Dit betekent dus dat door een heel rustige zon de temperatuurstijging mogelijk tempert, maar niet in zijn geheel teniet zal doen.
Ik zie geen reden tot aanpassing van het huidige beleid omdat variaties in zonneactiviteit daarin al worden meegenomen.
Het Nederlandse klimaatbeleid is gebaseerd op de huidige stand der wetenschap, waarin nieuwe publicaties worden meegenomen. Over de invloed van de zon is in 2006 in opdracht van Staatssecretaris van Geel een rapport verschenen van drie specialisten op het gebied van respectievelijk zonnedynamica, reconstructies van klimaatverandering en zonneactiviteit, en klimaatwetenschap. Een van de hoofdauteurs is de door u aangehaalde heer De Jager. In dit rapport is de stand van de wetenschap aangaande de correlatie tussen zonnevlekken en de temperatuur op aarde uitvoerig beschreven. Ik zie geen reden een vergelijkbaar onderzoek uit te laten voeren.
Ik verwijs voor het antwoord op deze vraag naar hetgeen onder vraag 3 geantwoord is.
In beginsel sta ik natuurlijk open voor een gesprek met prof. dr. C. de Jager, dr. Van Geel en andere klimaatdeskundigen.