Ingediend | 9 maart 2011 |
---|---|
Beantwoord | 31 maart 2011 (na 22 dagen) |
Indiener | Cora van Nieuwenhuizen (VVD) |
Beantwoord door | |
Onderwerpen | migratie en integratie organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2011Z04723.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20102011-2044.html |
Ja.
Graag verwijs ik naar mijn brief aan uw Kamer van heden waarin ik inga op het arrest, de gevolgen van het arrest voor het Nederlandse vreemdelingenbeleid en de stand van zaken in de andere EU-lidstaten.
In de casus die aan het EU-Hof werd voorgelegd was geen sprake van verkrijging van de Belgische nationaliteit door geboorte in België alleen. De kinderen hebben de Belgische nationaliteit verkregen om te voorkomen dat zij staatloos zouden zijn.
Nationaliteitsverkrijging wegens het feit van geboorte op het grondgebied (verkrijging door ius soli) is binnen Europa van oudsher kenmerkend voor Angelsaksische regelgeving. Landen op het vaste land van Europa hanteren van oudsher meer het beginsel dat de nationaliteit wordt verkregen door afstamming van een onderdaan.
In het verleden waren in de landen die het ius soli beginsel kennen veelal verblijfsduur noch verblijfsrechtelijke status van ouder(s) en/of op het grondgebied geboren kind relevant. Evenwel hebben Groot-Brittannië en Ierland hun wetgeving sinds enige tijd aangepast in die zin dat nu eisen worden gesteld aan het verblijf en de verblijfsduur in de voornoemde EU-lidstaten van ouders die geen onderdaan zijn. Groot-Brittannië eist «settled in the United Kingdom» en de Ierse wet eist een verblijf van ten minste drie jaar in Ierland in de laatste vier jaar voor de geboorte van het kind.
Of er al dan niet sprake zal zijn van een enorme groei van het aantal verblijfsvergunningen, hangt met name af van de voorwaarden die een EU-lidstaat stelt tot verkrijging van de nationaliteit van die EU-lidstaat. Het stellen van voorwaarden is voorbehouden aan de EU-lidstaten zelf.
Hierbij merk ik op dat verkrijging van het Nederlanderschap in de situatie zoals die zich voordeed in de casus niet mogelijk is, omdat staatloze kinderen niet bij geboorte de Nederlandse nationaliteit verkrijgen, maar een recht hebben om na drie jaar toelating en hoofdverblijf te opteren voor het Nederlanderschap. Kinderen als de twee in België geboren kinderen van het echtpaar in de casus voldoen niet aan de voorwaarde van drie jaar toelating.
Voor de beantwoording van deze vragen verwijs ik naar de eerdergenoemde brief aan uw Kamer van heden en de beantwoording van de vragen van het lid Fritsma (PVV) van 9 maart 2011 (vraagnummer 2011Z04721).
Zie antwoord vraag 5.
Zie antwoord vraag 5.
Zie antwoord vraag 5.