Ingediend | 14 februari 2011 |
---|---|
Beantwoord | 25 maart 2011 (na 39 dagen) |
Indiener | Elbert Dijkgraaf (SGP) |
Beantwoord door | Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
Onderwerpen | huisvesting organisatie en beleid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2011Z02918.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20102011-1967.html |
Het is mij bekend dat vanuit het bedrijfsleven de wens is geuit om het voor veehouderijen die op termijn willen stoppen, mogelijk te maken de verplichte reductie van de ammoniakemissie te realiseren door het aantal oplegrondes te verminderen.
Het is juist dat het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij (hierna: het Besluit huisvesting) geen ruimte biedt om te voldoen aan de emissiegrenswaarden door het aantal oplegrondes te verminderen. Dat vloeit voort uit het uitgangspunt van het Besluit huisvesting, namelijk dat in de stallen de «beste beschikbare technieken» dienen te worden toegepast. Het Besluit huisvesting stelt dan ook geen eisen aan het aantal dieren dat mag worden gehouden, maar vereist dat emissiearme stallen worden toegepast. Het verminderen van het aantal oplegrondes impliceert dat op jaarbasis minder dieren worden gehouden dan gebruikelijk bij een normale bedrijfsvoering, zonder dat de «beste beschikbare technieken» worden toegepast.
De verplichting «beste beschikbare technieken» toe te passen vloeit voort uit de Europese IPPC-richtlijn en is geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (thans in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht). «Beste beschikbare technieken» zijn technieken die technisch en economisch haalbaar worden geacht voor de betreffende sector. In zijn algemeenheid staat de verplichting om emissiearme technieken in stallen toe te passen wat mij betreft dan ook niet ter discussie. Wel wil ik in overleg met de sector bezien of het wenselijk is om voor bedrijven die op termijn willen stoppen een uitzondering te maken. In het Actieplan Ammoniak Veehouderij is reeds voorzien in de mogelijkheid voor stoppende bedrijven om de te behalen emissiereductie (deels) te realiseren door het afstoten van vee. Het verminderen van het aantal oplegrondes betekent in feite dat op jaarbasis minder dieren worden gehouden. In dat opzicht past het verminderen van het aantal oplegrondes in die systematiek. Daarentegen zal een dergelijke uitzondering vanwege de controleerbaarheid en handhaafbaarheid extra administratieve lasten voor het bedrijf zelf en extra uitvoeringslasten voor de overheid met zich mee brengen.
Momenteel wordt door een werkgroep, bestaande uit ambtelijke vertegenwoordigers van de VNG, het IPO en de ministeries van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en van Infrastructuur en Milieu, in het kader van de uitvoering van het Actieplan Ammoniak Veehouderij een nadere regeling voor stoppende bedrijven uitgewerkt. Daarbij zal ook de mogelijkheid van het verminderen van het aantal oplegrondes in beschouwing worden genomen. Het voorstel voor deze regeling zal besproken worden met de vertegenwoordigers van de sector.