Ingediend | 25 januari 2011 |
---|---|
Beantwoord | 4 maart 2011 (na 38 dagen) |
Indiener | Boris van der Ham (D66) |
Beantwoord door | Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | recht strafrecht werk werkgelegenheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2011Z01288.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20102011-1648.html |
Het weigeren van de afgifte van de Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) kan ertoe leiden dat jongeren niet de door hen gewenste stage kunnen lopen of het door hen gewenste werk kunnen verrichten. Slechts in de gevallen waarin het, gelet op het risico voor de samenleving, noodzakelijk is wordt de afgifte van de VOG geweigerd. Ten aanzien van jongeren onder de 25 jaar was dit in 2010 in minder dan 1 procent van het aantal aanvragen het geval. De geschetste problematiek is derhalve beperkt van omvang. Ook de resultaten van de pilot «VOG onder voorwaarden» tonen aan dat de problematiek gering is. Ik verwijs u in dit verband naar mijn antwoorden op de vragen van de leden Marcouch en Recourt (beiden PvdA) (2011Z00612).
Jongeren die ooit een klein delict hebben begaan, dienen hiervan geen onnodige hinder te ondervinden bij het vinden van een stageplek of werk. Bij VOG-aanvragen wordt in elk individueel geval zorgvuldig het belang dat een jongere heeft bij afgifte van de VOG afgewogen tegen het risico voor de samenleving.
Ik verwijs u in dit verband naar mijn antwoorden op de vragen van het lid Gesthuizen (SP) (2011Z01316).
Onder verwijzing naar mijn antwoord op vragen 1 en 2, merk ik op dat ingevolge het reguliere beoordelingskader voor VOG-aanvragen bij de beoordeling van iedere aanvraag een zorgvuldige belangenafweging wordt gemaakt. In gevallen waarin de VOG wordt geweigerd, kan de werkgever – behoudens een wettelijke verplichting om een VOG te overleggen – besluiten om de jongere alsnog in dienst te nemen of stage te laten lopen.
Hierbij deel ik u mede dat de schriftelijke vragen van het lid Van der Ham (D66) van uw Kamer, aan de Minister van Veiligheid en Justitie, over Verklaring Omtrent Gedrag voor jongeren en werk (ingezonden 25 januari 2011) niet binnen de gebruikelijke termijn kunnen worden beantwoord, aangezien nog niet alle benodigde informatie is ontvangen. Ik streef ernaar de vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden.