Ingediend | 29 november 2010 |
---|---|
Beantwoord | 27 december 2010 (na 28 dagen) |
Indiener | Paulus Jansen |
Beantwoord door | Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
Onderwerpen | huisvesting kopen en verkopen |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2010Z17903.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20102011-941.html |
Zie hiervoor de antwoorden op de vragen terzake van de leden Plasterk en Monasch (beiden PvdA) ingezonden 29 november 2010 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 940).
Het toezicht op het WEW is allereerst belegd bij de Raad van Commissarissen van de Stichting. De minister van BZK benoemt een lid van deze raad alsmede, op voordracht van de overige leden, de voorzitter. Per 1 januari zal de minister van Financiën ook een lid van de Raad van Commissarissen benoemen (in plaats van het huidige lid dat benoemd is door de VNG).
Daarnaast staat het WEW onder toezicht van de minister van BZK. De mogelijkheden voor het Rijk om indien nodig in te kunnen grijpen bij het WEW, worden daarbij versterkt per 1 januari 2011 (Kamerstukken 32 395 nr. 14). Het toezicht is gericht op de verantwoordelijkheden van de minister van BZK zoals vastgelegd in de statuten en de achtervangovereenkomst tussen het Rijk en het WEW. Dit betekent dat de minister onder meer de premie voor de NHG en de normen – waaronder de kostengrens – moet goedkeuren. De focus van het toezicht ligt op de kwaliteit van de uitvoering van de NHG en het voorkomen van aanspraak op de achtervang. Ten aanzien van de premie betekent dit dat de minister zijn goedkeuring baseert op de liquiditeitsprognose van het WEW. Deze liquiditeitsprognose is weer gebaseerd op uitgebreid jaarlijks onderzoek van een actuarieel bureau. Het WEW en het Rijk hebben thans gezamenlijk verder onderzoek opgestart naar de uitgangspunten van de liquiditeitsprognose.
Op grond van artikel 3:6, tweede lid, onder a, van de Wet op het financieel toezicht staat het WEW niet onder toezicht van de Nederlandsche Bank. Het WEW kan de adviezen van de Nederlandsche Bank dan ook naast zich neerleggen.
Bij het onderzoek naar de tijdelijke verhoging van de NHG-grens in 2009 is geconstateerd dat de schaderisico’s in het hogere segment gemiddeld lager liggen dan in het reguliere segment. De voornaamste redenen voor dit verschil is dat – gemiddeld genomen – werkloosheid minder vaak voorkomt bij hogere inkomens en dat bij gedwongen verkoop duurdere huizen een relatief hogere opbrengst kennen ten opzichte van de marktwaarde. Eigenaar-bewoners in dit segment zijn gemiddeld genomen wat ouder en hebben stabielere (arbeids-)relaties, meer inkomen en meer vermogen. Vanuit dit perspectief is er geen reden voor een hogere premie in het verhoogde segment.
Naar aanleiding van het advies van de Studiegroep Begrotingsruimte (Kamerstukken II 2009/2010, 32 123, nr. 52) en het verzoek van de Kamer daarom tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen, zal een risico-analyse van de Nederlandse begroting worden uitgevoerd. In deze analyse zal de NHG worden meegenomen. Deze analyse zal in de loop van 2011 aan de Kamer worden gestuurd. Daarnaast zal, zoals aangegeven in de Startnota (Kamerstukken II, 2010/2011, 32 500, nr.29), een Commissie Risicoregelingen de diverse garantieregelingen met budgettaire risico’s voor het Rijk, waaronder de NHG, doorlichten.