Ingediend | 4 november 2010 |
---|---|
Beantwoord | 1 december 2010 (na 27 dagen) |
Indiener | Jeroen Recourt (PvdA) |
Beantwoord door | Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
Onderwerpen | recht rechtspraak |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2010Z15865.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20102011-664.html |
Ja.
Nee. In Brusco vs. Frankrijk legt het Hof artikel 6 van het EVRM zo uit dat een verdachte de gelegenheid moet hebben zich met een raadsman te verstaan vóór en tijdens het eerste verhoor en volgende verhoren. Door iemand als getuige (en niet als verdachte) te horen en hem evenmin op zijn zwijgrecht te wijzen wordt een schending van artikel 6 door Frankrijk aangenomen. Deze uitspraak leidt niet tot de conclusie dat los van de context van de Franse wetgeving de raadsman in het algemeen ook tijdens het verhoor aanwezig moet kunnen zijn. Er is naar aanleiding van de uitspraak in de zaak Brusco naar mijn oordeel geen aanleiding tot het nemen van aanvullende maatregelen voor de Nederlandse situatie. Voor een nadere toelichting verwijs ik u naar mijn brief met bijlage aan uw Kamer van 16 november j.l. over de aanwezigheid van de raadsman bij het politieverhoor (TK, 2010–2011, 32 500 VI, nr 15).
Nee, die mening deel ik niet. Zoals blijkt uit het antwoord op vraag 2 en uit de bovengenoemde brief aan uw Kamer m.b.t. de aanwezigheid van de raadsman bij het politieverhoor, is de Nederlandse werkwijze verenigbaar met artikel 6 EVRM.
Overigens heeft een verdachte in geval van verdenking van een misdrijf het recht op consultatie van een raadsman voorafgaand aan het eerste inhoudelijke verhoor. Indien ten onrechte van deze mogelijkheid geen gebruik is gemaakt, dan is het aan de rechter om conform artikel 359a lid 1 Wetboek van strafvordering te bepalen welk gevolg aan dit verzuim wordt gegeven.