Ingediend | 21 oktober 2010 |
---|---|
Beantwoord | 15 december 2010 (na 55 dagen) |
Indiener | Bruno Braakhuis (GL) |
Beantwoord door | |
Onderwerpen | arbeidsomstandigheden internationaal jongeren organisatie en beleid recht staatsrecht werk zorg en gezondheid |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2010Z15102.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20102011-792.html |
Zie het gecombineerde antwoord op vraag 1 en 5 van de vragen van de leden Gesthuizen, Irrgang en Voordewind. (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 789)
Hierover zijn geen officiële cijfers bekend. De gemeente van Şanliurfa en de Association of Seasonal Agricultural Workers (METIDER), gevestigd in Şanliurfa, bevestigen dat personen in Şanliurfa hun inkomen verdienen door seizoensarbeid in andere regio’s. METIDER geeft als onofficiële schatting dat de helft van de personen in het rurale gebied van Şanliurfa en 44 procent van de lagere inkomensgroepen in de stedelijke gebieden (dit laatste gaat om ongeveer 125 000 personen) werkzaam is in de seizoensarbeid. METIDER geeft aan dat het vaak grote gezinnen betreft met gemiddeld vijf kinderen.
De Turkse onderwijsbond Eğitim Sen deed eind 2007 onderzoek onder 115 scholen voor primair onderwijs in zes Turkse zuidoostelijke steden. Hieruit kwam naar voren dat deze scholen 243 000 leerplichtige kinderen onder hun hoede hebben, 23 683 kinderen een deel onderwijs missen vanwege seizoensmigratie.
Zie het antwoord op vraag 4 van de vragen van de leden Gesthuizen, Irrgang en Voordewind. (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 789)
Zie het antwoord op vraag 6 van de vragen van het lid Ferrier. (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 790)
Zie het gecombineerde antwoord op vraag 1 en 5 van de Kamervragen van de leden Gesthuizen, Irrgang en Voordewind (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 789) en het antwoord op vraag 5 van het lid Van Veldhoven-van der Meer. (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 791)
Zie het antwoord op de vragen 2 en 6 van het lid Ferrier (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 790) en het antwoord op vraag 4 van het lid Van Veldhoven-van der Meer. (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 791)
Op 21 oktober 2010 zijn Kamervragen gesteld aan de ministers van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en van Buitenlandse Zaken over kinderarbeid bij de hazelnotenpluk in Turkije door de leden Gesthuizen en Irrgang (beiden SP) en Voordewind (ChristenUnie) onder kenmerk 2010Z15087, het lid Ferrier (CDA) onder kenmerk 2010Z15088, het lid Van Veldhoven-van der Meer (D66) onder kenmerk 2010Z15089 en het lid Braakhuis (GroenLinks) onder kenmerk 2010Z15102. Gelet op de noodzakelijke afstemming met bedrijven en andere betrokken relevante partijen, en andere ministeries, zal een zorgvuldige beantwoording van de vragen binnen de geldende termijn van drie weken niet mogelijk zijn. De beantwoording zal zo spoedig mogelijk aan uw Kamer worden aangeboden.