Ingediend | 11 oktober 2010 |
---|---|
Beantwoord | 25 november 2010 (na 45 dagen) |
Indiener | Martijn van Dam (PvdA) |
Beantwoord door | Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA) |
Onderwerpen | cultuur en recreatie media sport |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2010Z14577.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20102011-611.html |
Ja.
De uitspraak van de rechtbank Utrecht van 12 mei 2010 betreft een vonnis in kort geding. De gevolgen hiervan zijn niet definitief aangezien in deze zaak de bodemprocedure, die is aangespannen door de Eredivisie C.V. c.s., nog loopt. Het gaat niet aan te treden in een geschil dat onder de rechter is. Ik wacht daarom de uitspraak in de bodemprocedure af.
Ik moet in dit verband voorop stellen dat, zoals aangegeven in het voorgaande antwoord, het juridisch geschil nog onder de rechter is. Ik volsta om die reden met een verwijzing naar de wettekst en de wetsgeschiedenis bij artikel 5.4 van de Mediawet 2008 (Kamerstukken 31 876) en het daaraan ten grondslag liggende artikel in de Richtlijn Audiovisuele Mediadiensten (huidige artikel 15 van de Richtlijn 2010/13/EU).
Volledigheidshalve meld ik u dat het ministerie van OCW een brief aan Stichting ROOS heeft gezonden. Ik voeg de brief als bijlage toe.
Pas nadat het vonnis van de rechter in de bodemprocedure kracht van gewijsde heeft gekregen, kan worden beoordeeld of er ongerechtvaardigde belemmeringen worden opgeworpen voor de vrije nieuwsgaring en of de wet aanpassing behoeft. Indien een onherroepelijke uitspraak aanleiding vormt voor het nemen van vervolgstappen, zal ik u daarover te zijner tijd nader informeren.
Bijlage: brief van het ministerie van OCW aan Stichting ROOS.
Zie antwoord vraag 4.
Zie antwoord vraag 4.
Zie antwoord vraag 4.
Zie antwoord vraag 4.