Ingediend | 24 september 2010 |
---|---|
Beantwoord | 13 oktober 2010 (na 19 dagen) |
Indiener | Raymond de Roon (PVV) |
Beantwoord door | Maxime Verhagen (minister buitenlandse zaken, minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (CDA) |
Onderwerpen | internationaal internationale samenwerking |
Bron vraag | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2010Z13582.html |
Bron antwoord | https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20102011-225.html |
Ja.
Zoals ik in mijn brief aan uw Kamer (kamerstuk 26 150, nr. 92) heb gesteld, beperken mensenrechtenschendende regimes de daadkracht van de Raad. De mensenrechten worden door de leden van de Raad in verschillende mate gerespecteerd, maar van een dominantie van landen die de mensenrechten niet erg nauw nemen, is mijns inziens geen sprake.
Zoals ik de in het antwoord op vraag 2 bedoelde brief aan uw Kamer heb geschreven, leidt disproportionele aandacht voor Israël af van de situatie in andere landen. Dat gaat echter niet zo ver, dat de Raad geen aandacht kan besteden aan schendingen in Zimbabwe, Darfur of Noord-Korea. Ten aanzien van dat laatste land, bijvoorbeeld, heeft de Raad tot nu toe jaarlijks een zeer kritische resolutie aangenomen. Dit laat onverlet dat navenant aandacht voor Israël in de Raad eerder regel dan uitzondering is.
Voor de Mensenrechtenraad geldt dat zij enerzijds binnen het raamwerk van het internationale recht, andere internationale conventies en de specifieke bepalingen over het mandaat en het functioneren van de Raad opereert. In die zin is sprake van objectiviteit. Anderzijds kan niet worden ontkend dat de Raad een politiek orgaan is, waarbinnen ook niet-objectieve criteria een rol spelen.
Vooropgesteld zij, dat de regering van oordeel is dat de Mensenrechtenraad een essentieel normstellend VN-orgaan is, waarin een dialoog kan worden gevoerd over de implementatie van het internationaal recht. Dat de uitkomsten van de beraadslagingen in de Raad niet altijd stroken met de opvattingen van Nederland en gelijkgestemde landen, doet daar niets aan af.
Het onderzoek waaraan de vraag refereert, is afkomstig van de fact findingmissie onder leiding van de jurist Karl Hudson-Phillips, die in opdracht van de Mensenrechtenraad onderzoek heeft gedaan naar de Israëlische actie tegen het zgn. Gaza Freedom Flotilla. Nederland heeft tegen instelling van deze missie gestemd, aangezien de primaire verantwoordelijkheid voor het doen van onderzoek ligt bij de meest betrokken partijen (Israël en Turkije).
Nu de uitkomsten van de missie Hudson-Phillips bekend zijn, moeten zij beoordeeld worden op de inhoud ervan, mede in het licht van de uitkomsten van die andere onderzoeken. Het Israëlische onderzoek onder leiding van rechter Turkel loopt nog. Israël heeft daarbij internationale waarnemers uitgenodigd. Ook het Turkse onderzoek loopt nog. Voorts heeft de SGVN op verzoek van VN-Veiligheidsraad een eigen onderzoekspanel (commissie Palmer) ingesteld, dat de Israëlische en Turkse onderzoeken onder de loep zal nemen; Israël en Turkije zijn daar ook bij betrokken. De regering is voornemens haar finale afweging te maken zodra alle onderzoeken zijn gepubliceerd.
Israël is een democratische rechtstaat, en als zodanig heeft Nederland ook vertrouwen in het Israëlische rechtssysteem. Om die reden heeft Nederland ook waardering voor de instemming van Israël om medewerking te verlenen aan het onderzoek dat door de SGVN is ingesteld en de eigen onderzoeken die het verricht. Daarnaast zal Nederland Israël ook blijven stimuleren om onafhankelijke onderzoeken te laten verrichten naar vermeende beschuldigingen aan het adres van dat land.